Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
Heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen?
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 oktober 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Gilze-Rijen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2022 vastgesteld op € 634.000, maar na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 567.000. Belanghebbende, eigenaar van de woning, was van mening dat de waarde op de waardepeildatum € 503.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde. De rechtbank heeft de gebruikte referentiewoningen als voldoende vergelijkbaar beoordeeld en vastgesteld dat de heffingsambtenaar adequaat rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de aanslag ongewijzigd blijft. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.