ECLI:NL:RBZWB:2024:7030

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
02-081588-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van witwassen van een groot geldbedrag

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 259.550. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 227 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De zaak werd behandeld op de zitting van 3 oktober 2024, waar de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2024, te [plaats], samen met een of meer anderen, het geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en de inspanningen die hij heeft geleverd om zijn leven weer op de rails te krijgen. Ondanks de ernst van het feit, heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gezien de stabiliteit die de verdachte heeft opgebouwd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-081588-24
vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. R.B.M. Poppelaars, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van ongeveer 259.550 euro.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van het in de tenlastelegging opgenomen bedrag in contanten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2024059931, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 96.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2024 (p. 15 – 20);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2024 (p. 25 – 28);
  • de ter zitting van 3 oktober 2024 afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 maart 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met een
ander
een geldbedrag van ongeveer 259.550 euro- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dit geldbedrag
onmiddellijk of middelijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 227 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert zij een taakstraf voor de duur van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot contant geldbedrag door dit geldbedrag te ontvangen van een voor de rechtbank onbekend gebleven persoon en op een parkeerplaats in [plaats] over te dragen aan de [medeverdachte], terwijl hij wist dat de herkomst van dat geld niet legaal was. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Gelden zonder legale herkomst worden doorgaans weer in de bovenwereld uitgegeven of geïnvesteerd, waardoor er een vermenging van de boven- en onderwereld plaatsvindt. Dit heefteen ontwrichtende en ondermijnende werking op de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 19 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld. Deze veroordeling dateert van augustus 2007 en ziet op een andersoortig feit. Verdachte wordt daarom gezien als een first offender. Ter zitting heeft verdachte spijt betuigd en dit komt op de rechtbank oprecht over. Daarnaast heeft verdachte ter zitting gedeeltelijk openheid van zaken gegeven, in de zin dat hij over zijn uitvoerende rol heeft verklaard. Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte eraan gewerkt om zijn leven terug op de rit te krijgen, waarin hij lijkt te zijn geslaagd.
De strafmaat
Ingeval van witwassen van grote geldbedragen is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt. Gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank redenen om hiervan af te wijken. Verdachte heeft gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis stabiliteit opgebouwd, waardoor de rechtbank het in dit geval met het oog op preventie niet wenselijk acht dat verdachte opnieuw naar de gevangenis moet. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde eis van de officier van justitie passend en geboden is en zal bij de strafoplegging de eis volgen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van witwassen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 227 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. P.B. van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk en K. Verdult, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 oktober 2024.
Mr. W.A.H.A Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 8 maart 2024, te [plaats] tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen
(van) een geldbedrag van (ongeveer) 259.550 euro, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b
Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )