Op 26 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de advocaat van de vader, mr. M. Hofland, en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de periode na 3 oktober 2024 in overweging genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders, door hun eigen problematiek, niet in staat zijn om de benodigde zorg en begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd van 3 oktober 2024 tot 25 oktober 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de samenwerking met de moeder niet goed verloopt en dat er onduidelijkheid is over haar verblijfplaats. De vader heeft aangegeven dat hij instemt met de verlenging van de machtiging, omdat hij zich bewust is van zijn beperkingen in de zorg voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 10 oktober 2024.