Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige zoon, geboren in 2007. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de minderjarige aangifte had gedaan van zware mishandeling door zijn moeder. Sinds de aangifte is het contact tussen de moeder en de minderjarige verbroken en is de moeder niet bereikbaar voor de gecertificeerde instelling (GI). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de moeder geen verweer heeft gevoerd en geen contact heeft gehad met de GI, waardoor belangrijke beslissingen voor de minderjarige niet tijdig genomen kunnen worden. De rechtbank heeft besloten het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogd aan te stellen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulpverlening voor de minderjarige kan worden gestart, ondanks een eventueel hoger beroep.