ECLI:NL:RBZWB:2024:7000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
02/078300-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie van amfetamine en voorbereiden daarvan

Op 5 maart 2024 heeft de politie een loods in Burgh-Haamstede betreden, waar een amfetaminelab werd aangetroffen. Verdachte, samen met medeverdachten, werd in de loods aangetroffen met chemicaliën en materialen die gebruikt werden voor de productie van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de productie van ongeveer 292 liter amfetamine-base. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, evenals een geldboete en een maatregel tot kostenverhaal. De verdediging pleitte voor een lagere straf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het recidiverisico een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank legde ook een maatregel kostenverhaal op van € 10.000,-. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 36 maanden en de maatregel kostenverhaal.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/078300-24
vonnis van de meervoudige kamer van 16 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. W.B.O. van Soest, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 oktober 2024, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de productie van ongeveer 294 liter amfetamine-base (olie) dan wel dit verdovende middel aanwezig heeft gehad;
2. samen met een ander of anderen de productie van amfetamine heeft voorbereid dan wel bevorderd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat ten aanzien van feit 1 geldt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bereiden van amfetamine en het voorhanden hebben van 292 liter amfetamineolie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 stelt zij zich subsidiair op het standpunt dat verdachte behulpzaam is geweest, in die zin dat hij alleen de packing van elektrische motoren heeft gerepareerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1 en 2
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 5 maart 2024 omstreeks 14.48 uur heeft het arrestatieteam een loods op het perceel [adres] te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland, betreden. In deze loods bevond zich een amfetaminelab en werd geconstateerd dat onder een van de in dit lab bevindende ketels open vuur brandde, waarin het proces gaande was voor de productie van amfetaminebase. In de loods waar het lab zich bevond, werden de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] aangetroffen. Zij droegen alle drie kleding die sterk rook naar chemicaliën, zozeer dat de politie hen die kleding uit heeft laten trekken. Ook bevond zich op hun schoenen ‘wittig spul’. In de loods werden meerdere goederen en chemicaliën aangetroffen die in verband konden worden gebracht met de vervaardiging en bewerking van synthetische drugs en werd ongeveer 292 liter amfetamine-base (olie) aangetroffen.
Eerder op de dag, omstreeks 10.00 uur, reed er een zwarte Mini Cooper, met als bestuurder en enige inzittende [naam] , vanuit Tilburg naar Goes. Dit voertuig reed omstreeks 12.05 uur de loods binnen en omstreeks 12.47 uur reed dit voertuig uit de loods met [verdachte] als bijrijder. Gebleken is dat [verdachte] samen met [naam] onder meer bij een bedrijf te Renesse is geweest waar spullen zijn gekocht ten behoeve van werkzaamheden in de loods. Deze spullen betroffen in totaal dertien werkhandschoenen en een pijptang.
Omstreeks 13.39 uur zijn zij de loods weer binnen gereden en één minuut later is [naam] alleen de loods uitgereden.
De verklaring van verdachte dat hij op 5 maart 2024 vanuit Tilburg rond 12.00 uur naar de loods is gebracht en daar slechts enkele uren werkzaamheden heeft verricht vindt – mede gelet op het hierboven overwogene dat [naam] alleen in de Mini Cooper zat en er geen observaties van het komen en gaan van andere voertuigen in het dossier zitten – geen aanknopingspunten in het dossier. De rechtbank gaat er daarom van uit – mede gebaseerd op de zeer chemisch ruikende kleding van [verdachte] – dat hij reeds langere tijd in de loods aanwezig was en meer werkzaamheden heeft verricht dan hij doet voorkomen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat geen van de medeverdachten de door [verdachte] geschetste kleine rol heeft bevestigd en de omstandigheid dat [verdachte] heeft verklaard dat hij enkel de packing van de drie motoren heeft vervangen nadat hij het juiste gereedschap heeft gekocht (dus na 12.47 uur) en die niet weer heeft bevestigd aan de vaten terwijl de motoren bij het aantreffen van het lab door de politie om 14.48 uur wel weer aan de vaten gemonteerd waren.
De rechtbank merkt daarbij ook op dat uit de observaties is gebleken dat anders dan de enkele minuten die [naam] aanwezig is geweest geen andere personen dan de drie verdachten in het lab aanwezig zijn geweest tussen 12.47 uur en 14.48 uur.
Ook [medeverdachte 2] had – op 28 februari 2024 – samen met een ander gereedschap en andere benodigdheden gekocht en naar de loods gebracht en gebleken is dat hij op meerdere dagen, in ieder geval op 28 februari, 3 maart en 5 maart 2024 in de loods aanwezig is geweest. [medeverdachte 1] is op 2, 4 en 5 maart 2024 in de loods aanwezig geweest.
De rechtbank voegt aan dit alles toe dat het in het algemeen zeer onwaarschijnlijk is dat een betrokkene bij een drugslaboratorium een buitenstaander reparatie- en/of schoonmaakwerkzaamheden bij het laboratorium laat verrichten, zonder enig toezicht, en daarmee het risico neemt dat een reparateur of schoonmaker ruchtbaarheid zal geven aan de aanwezigheid van zo’n laboratorium. Dat geldt te meer nu het laboratorium in werking was.
Tussenconclusie
Gelet op de feiten en omstandigheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [verdachte] alleen in de loods aanwezig is geweest om reparatiewerkzaamheden te verrichten en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] slechts in de loods aanwezig zijn geweest om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat er in de loods sprake is geweest van productie in de zin van het bereiden en bewerken van ongeveer 292 liter amfetamine-base (olie) en het voorbereiden dan wel het bevorderen daarvan, waarbij alle onder feit 2 ten laste gelegde voorwerpen en stoffen voorhanden zijn geweest. Alle drie de verdachten hebben hierin een rol gespeeld en moeten wel degelijk wetenschap hebben gehad van wat er zich in de loods afspeelde.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake was van medeplegen.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op 5 maart 2024 met z’n drieën zijn aangetroffen in het werkende amfetaminelab, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat zij alle drie werkzaamheden ten behoeve van (de voorbereiding dan wel bevordering van) de productie van amfetamine hebben verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering en is de bijdrage van alle drie de verdachten van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk bereiden en bewerken van ongeveer 292 liter amfetamine-base (olie) en aan het voorbereiden dan wel het bevorderen daarvan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 5 maart 2024 te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt
- ongeveer
292liter amfetamine-base (olie), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 5 maart 2024 te Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bewerken en
- het opzettelijk vervaardigen
van hoeveelheden van materialen bevattende amfetamine,
- één of meer voorwerpen
enstoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe;
(onderdelen van) een in werking zijnde productieopstelling, bedoeld voor de productie van amfetamine en grote hoeveelheden (laboratorium)benodigdheden en hardware voorhanden gehad, waaronder:
- meerdere gemodificeerde industriële
rvsreactieketels, inhoud circa 1.500 liter en
- meerdere (vacuüm)destillatieopstellingen bestaande uit meerdere destillatieketels, destillatiebuis en koolstoffilters en ventilatiesysteem/luchtafzuiger ten behoeve van het verwijderen van dampen-geur en
- gasbranders en gascilinders en
- diverse IBC-vaten en jerrycans en
- maatbekers;
grote hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder (ongeveer):
Ruimte A
ongeveer 8100 liter aan BMK en amfetamine gerelateerd afval en 330 liter formamide en 860 liter mierenzuur en 20 liter fosforzuur en 450 kilogram caustic soda (natriumhydroxide) en
Ruimte B
91 liter bruine basische olieachtige vloeistof (amfetamine) en 920 liter mierenzuur en 125 liter olieachtige vloeistof (N-formylamfetamine) en 50 liter
formamideen 100 liter olieachtige vloeistof (BMK) en 200 liter amfetamine en 20 kilogram BMK-glycidezuur en
Ruimte C
60 liter formamide en 20 liter fosforzuur en 1 liter (met-)amfetamine en 2000 ml BMK en restanten van een wit poeder (BMK-glycidezuur)
.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een geldboete van € 20.000,-. Volgens hem is er sprake van samenloop. Verder heeft hij op basis van artikel 13d van de Opiumwet gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de kosten gemaakt voor de vernietiging van de in de loods aangetroffen en in beslag genomen goederen, te weten een bedrag van € 102.901,03.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de goede start die verdachte doormaakt sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. Detentie zou afbreuk doen aan de positieve ontwikkeling. Verdachte is de man achter de onderneming waar hij nu weer het voortouw heeft genomen. Een lange detentie brengt hem in een situatie, waarbij de financiële schade enorm zal worden. De onderneming is afhankelijk van verdachte en andersom.
De door de officier van justitie geëiste straf is, mede gelet op de beperkte rol van verdachte, te hoog. De verdediging verzoekt de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen met eventueel een lange voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, maar in ieder geval een aanzienlijk lagere straf dan de geëiste straf gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Oplegging van een geldboete en een maatregel kostenverhaal wordt niet toepasselijk gevonden en moet daarom niet worden opgelegd. Verdachte is niet verantwoordelijk voor het opzetten van het drugslab, maar heeft alleen een aantal motoren gerepareerd. Zijn aandeel is minimaal geweest waar geen winstbejag achter heeft gezeten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie van harddrugs en het voorbereiden dan wel bevorderen van deze productie. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. De handel in drugs gaat veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Verdachte heeft in deze keten een rol gehad door een bijdrage te leveren aan (het voorbereiden dan wel bevorderen van) de productie van amfetamine.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte van 16 augustus 2024, waaruit blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest en onder meer is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Deze veroordeling en veroordelingen voor andersoortige feiten hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich weer schuldig te maken aan strafbare feiten.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 18 september 2024, waarin zij heeft geconcludeerd dat het recidiverisico als gemiddeld wordt ingeschat. Geadviseerd is bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling een contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod (zonder elektronische monitoring).
Straf
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten geen andere mogelijkheid, in die zin dat zij ook geen aanleiding ziet om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Verder ziet de rechtbank, gelet op de maatregel kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet en de financiële omstandigheden van verdachte, geen aanleiding om naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog een geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel kostenverhaal
De maatregel in artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
Bij de stukken bevindt zich een rekening voor het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën, restafval en hardware ter vernietiging. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 102.901,03. De in beslag genomen voorwerpen moesten worden vernietigd, omdat zij ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
De rechtbank overweegt dat vast is komen te staan dat in de loods gevaarlijke goederen aanwezig waren. Eveneens is vast komen te staan dat er kosten zijn gemaakt om de loods te ontmantelen, inclusief de btw. Ten aanzien van de hoogte van het gevorderd totaalbedrag overweegt de rechtbank dat deze kosten niet irreëel voorkomen. Zij zal de maatregel kostenverhaal echter niet op dit bedrag vaststellen en aan verdachte opleggen, nu verdachte wel samen met de medeverdachten betrokken is geweest bij de (voorbereiding dan wel de bevordering van) de productie van harddrugs, maar het volgens de rechtbank niet anders kan zijn dan dat er daarnaast nog andere personen betrokken zijn geweest.
De rechtbank acht het dan ook passend om een maatregel kostenverhaal ter hoogte van
€ 10.000,- aan verdachte op te leggen.
De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. Bij het bepalen van de duur wordt overeenkomstig de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor elke volle € 50,- van het opgelegde bedrag niet meer dan één dag gerekend.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de ernst van de feiten waarvoor verdachte tot een gevangenisstraf van langere duur wordt veroordeeld, in combinatie met het recidiverisico, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden
hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn
tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden;
Maatregel kostenverhaal
- legt op de maatregel kostenverhaal voor een bedrag van € 10.000,-;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
200 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter,
mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2024.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 5 maart 2024 te Burgh-Haamstede, gemeente
Schouwen-Duiveland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 294 liter amfetamine-base (olie)
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 5 maart 2024 te Burgh-Haamstede, gemeente
Schouwen-Duiveland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland
brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende
amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te
doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam
te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te
verschaffen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- één of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of
andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte
en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededaders
opzettelijk daartoe;
(onderde(e)l(en) van) een in werking zijnde productieopstelling, bedoeld
voor de productie van amfetamine en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)
(laboratorium)benodigdheden en/of hardware voorhanden gehad,
waaronder:
- één of meerdere gemodificeerde industriële RVS (reactie)ketel(s),
inhoud circa 1.500 liter en/of
- één of meerdere (vacuüm)destillatieopstellingen bestaande uit één of
meerdere destillatieketel(s), destillatiebuis en/of koolstoffilters en
ventilatiesysteem/luchtafzuiger ten behoeve van het verwijderen van
dampen-geur en/of
- gasbrander(s) en/of gascilinder(s) en/of
- diverse (IBC)vaten en/of jerrycan(s) en/of
- maatbeker(s);
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden
gehad, waaronder (ongeveer):
Ruimte A
ongeveer 8100 liter aan BMK en amfetamine gerelateerd afval en/of
330 liter formamide en/of 860 liter mierenzuur en/of 20 liter
fosforzuur en/of 450 kilogram caustic soda (natriumhydroxide) en/of
Ruimte B
91 liter bruine basische olieachtige vloeistof (amfetamine) en/of 920
liter mierenzuur en/of 125 liter olieachtige vloeistof
(N-formylamfetamine) en/of 50 liter Formamide en/of 100 liter
olieachtige vloeistof (BMK) en/of 200 liter amfetamine en/of 20
kilogram BMK-glycidezuur en/of
Ruimte C
60 liter formamide en/of 20 liter fosforzuur en/of 1 liter
(met-)amfetamine en/of 2000 ml BMK en/of restanten van een wit
poeder (BMK-glycidezuur);
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art
10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )