ECLI:NL:RBZWB:2024:6992

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
02-172038-23; 02-069983-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedrijfsinbraak

Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval en een bedrijfsinbraak. De verdachte, geboren in 1995 en gedetineerd in de PI te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.J.M. de Wit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere een woningoverval op 23 juni 2023, waarbij de verdachte samen met anderen met geweld de bewoners dwong tot afgifte van waardevolle goederen, waaronder een Rolex-horloge en andere sieraden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de subsidiair ten laste gelegde afpersing en de inbraak in een autogarage op 28 juni 2023. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden, getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf afgewezen. De rechtbank kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden schade door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-172038-23; 02-069983-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 16 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de PI te Middelburg
raadsvrouw mr. I.J.M. de Wit, advocaat te Laren.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met geweld heeft overvallen in hun woning en daarbij spullen van hen heeft gestolen, in verschillende juridische varianten ten laste gelegd;
dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken in de autogarage van [slachtoffer 3] en daarbij spullen van hem heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de subsidiair ten laste gelegde afpersing onder feit 1 en de onder 2 ten laste gelegde bedrijfsinbraak heeft gepleegd, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 primair en subsidiair. Het door aangevers genoemde signalement van de daders is onvoldoende concreet om te kunnen vaststellen dat verdachte een van de daders is geweest.
Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte zijn auto ten tijde van de overval zelf heeft gebruikt. De herkenningen van verdachte op camerabeelden een uur voor de overval en de dag na de overval zijn niet betrouwbaar en leveren geen concreet bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de overval. Het staat op grond van het dossier onvoldoende vast dat het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] ten tijde van de overval in gebruik was bij verdachte, waardoor de omstandigheid dat de telefoon masten in [plaats] aanstraalde in de nacht van de overval niet als bewijs kan worden gebezigd voor betrokkenheid van verdachte bij de overval. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de nacht van 23 juni 2023 zijn overvallen in hun woning. Hoewel op grond van hun verklaringen niet precies duidelijk is wanneer welke dader zich in de woning bevond, staat voor de rechtbank vast dat er drie daders bij de overval betrokken waren die nauw en bewust hebben samengewerkt bij het uitvoeren daarvan. De overvallers waren op grond van foto’s van instagram op de hoogte van het feit dat één van de aangevers een Rolex-horloge in zijn bezit had. Zij hebben zich de toegang tot de woning verschaft door middel van inklimming en door de voordeur voor de derde overvaller open te laten doen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gedwongen om een Rolex-horloge, 7 armbanden, sjaals en 2 telefoons af te geven. Twee van de drie daders hebben met een vuurwapen of een daarop lijkend voorwerp gedreigd. Bij de overval is zowel tegen [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] geweld gebruikt. [slachtoffer 2] is tegen het hoofd geslagen met het vuurwapen of het voorwerp dat daarop leek en beiden zijn op bed vastgebonden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte een van de daders van de overval was. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voertuig
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 23 juni 2023 omstreeks 03:00 uur een voertuig met 'hoge achterlichten' de [straat 1] , de straat waar aangevers wonen, in rijdt en omstreeks 03.15 uur uit rijdt. De auto rijdt de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voorbij tegen 03.00 uur en draait de hoek om. Voordat deze auto de straat uitrijdt, stopt deze ongeveer 15 seconden voor de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Dit voertuig is het enige voertuig dat omstreeks de periode van de woningoverval deze straat in- en uitrijdt. De [straat 1] is slechts via één toegangsweg voor auto’s bereikbaar. De politie heeft de route van dit voertuig gereconstrueerd aan de hand van camerabeelden. Daaruit blijkt dat de auto in de nacht van 23 juni 2024 wordt achtergelaten in [straat 2] in de nabijheid van [school] . Het voertuig komt vervolgens niet van zijn plek tot de volgende ochtend.
Uit onderzoek aan de hand van de camerabeelden is tevens gebleken dat deze auto in dezelfde nacht voorafgaand aan de overval twee keer door de [straat 1] heeft gereden, te weten om 00:42 uur en van 02:09 tot 02:11 uur.
Het voertuig wordt herkend als een Ford Fiësta. Verder is geconstateerd dat het rechter achterwiel afwijkend was van de rest van de wielen van het voertuig en dat het kenteken van het voertuig [kenteken] is. Het voertuig staat op naam van verdachte.
Camerabeelden verdachten
Kort nadat de hiervoor genoemde auto tegen 03.00 uur de [straat 1] was ingereden en voorbij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was gereden, is op beelden van de camera aan de [kruising] te zien dat enkele schimmen naar deze woning lopen en zich in de voortuin van die woning begeven. Kort voordat de auto omstreeks 03.15 uur de straat weer uitrijdt, is te zien dat de schimmen zich bewegen in de richting waaruit zij waren gekomen.
Op camerabeelden van het [adres 1] is te zien dat op 23 juni 2023 van om 02:09 uur tot 02:11 uur, drie personen over de [straat 1] lopen. Ook deze tijdstippen sluiten aan op de tijdstippen waarop de hiervoor genoemde auto vóór de overval in de straat gesignaleerd is.
Later op de ochtend is op de camerabeelden van [school] aan [straat 2] te [plaats] te zien dat op 23 juni 2023 om 10:02 uur een donkergetinte man, gekleed in een wit T-shirt in de richting van de geparkeerde Ford Fiësta loopt. Korte tijd later komt het voertuig in beweging en is te zien dat de bestuurder een donkergetinte man is, gekleed in een wit T-shirt. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat de bestuurder dezelfde man is als de man die aan kwam lopen om 10:02 uur.
Herkenning verdachte
De hiervoor genoemde (bewegende) camerabeelden zijn op 21 november 2023 getoond tijdens een uitzending van Opsporing Verzocht. Naar aanleiding van deze uitzending zijn twee tips binnengekomen: één van [getuige 1] die de jongen in het witte shirt herkende als [verdachte] en één van [getuige 2] , de moeder van de ex-partner van verdachte, die de jongen herkent als verdachte en de auto als een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] .
Verder zijn tijdens en na de uitzending van Opsporing Verzocht de telefoon in gebruik bij [getuige 3] , de ex-partner van verdachte, en de telefoon in gebruik bij [naam] , de zus van verdachte, afgeluisterd. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken volgt dat [getuige 3] verdachte herkent op de camerabeelden. Ook personen met wie [getuige 3] via de telefoon spreekt, namelijk haar moeder (de hiervoor genoemde [getuige 2] ) en haar vader, herkennen verdachte. [getuige 1] en [getuige 2] herkennen hem aan zijn loopje.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken volgt dat ook de zus van verdachte hem herkent op de camerabeelden. Ook zij benoemt dat ze hem herkent aan zijn loopje. Ook personen met wie de zus van verdachte via de telefoon spreekt, waaronder de pleegvader van verdachte en zijn zus, de hiervoor genoemde [getuige 2] en een onbekend gebleven man en vrouw, herkennen verdachte. Zijn manier van lopen wordt benoemd (‘de man die een beetje loopt te zwaaien’). Daarnaast wordt hij ook herkend aan het witte T-shirt en de badslippers. De zus van verdachte is gehoord door de politie en heeft verklaard dat zij verdachte herkent op zowel de zowel op de beelden van de [straat 1] als de beelden van [school]
Betrouwbaarheid herkenning
Op grond van vaste rechtspraak staat bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen steeds voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. Factoren zoals intensiteit en frequentie van eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn geweest, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte is te zien en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen (in onderling overleg of onafhankelijk van elkaar en met of zonder voorinformatie) zijn in dit verband van belang.
Herkenning van een persoon op beeld vindt plaats op basis van een in het geheugen opgeslagen beeld en niet slechts op basis van een gezicht, maar ook op grond van andere kenmerken zoals haardracht, lengte, postuur, houding, kleding en accessoires en – wanneer het bewegend beeld betreft – de manier van bewegen. Aldus spelen verschillende elementen daarbij een rol, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen en niet altijd onder woorden is te brengen. Dat moeilijk te rationaliseren holistische karakter maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daar maar ten delen op valt te zien, niet hoeft te betekenen dat de herkenning onbetrouwbaar is. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon. Hoe meer men van de betrokken persoon een beeld heeft/hoe beter men de betrokken persoon kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Wie iemand goed kent, heeft immers maar weinig nodig om hem of haar te herkennen.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van bewegende camerabeelden die niet van slechte kwaliteit zijn. Verdachte is door meerdere personen herkend. Ten aanzien van drie van deze personen staat vast dat zij verdachte (goed) kennen, omdat het de zus, pleegvader en ex-schoonmoeder van verdachte betreffen. Dat zij – behalve het loopje met armzwaaien – geen specifieke kenmerken van verdachte benoemen, is in dat licht niet opmerkelijk te noemen en maakt hun herkenning van verdachte niet onbetrouwbaar, gelet op het hiervoor omschreven holistische proces. Duidelijk is dat zij er geen van allen aan twijfelen dat de persoon die op de camerabeelden is te zien, verdachte betreft. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het afgeluisterde gesprek van de zus van verdachte, waarin zij zegt “als je mijn broertje kent dan weet je gelijk dat hij dat is”. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging dat de herkenning(en) van verdachte onbetrouwbaar zijn.
Mastgegevens
Uit onderzoek is gebleken dat [telefoonnummer 1] op 18 juli 2023 op naam van verdachte stond, dat dit telefoonnummer was gekoppeld aan een DigiD-account dat hoort bij het burgerservicenummer van verdachte en dat met dit telefoonnummer in de periode van 19 mei 2023 tot en met 13 juni 2023 41 keer contact is geweest met [telefoonnummer 2] , dat op naam staat van [naam] , de zus van verdachte. Op grond van voornoemde omstandigheden stelt de rechtbank vast dat voornoemd telefoonnummer ten tijde van het feit op 23 juni 2023 aan verdachte toebehoorde en bij hem in gebruik moet zijn geweest. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de telefoon niet bij verdachte in gebruik kan zijn geweest, omdat er een ander [telefoonnummer 3] aan verdachte kan worden toegeschreven. Dat verdachte het ene telefoonnummer in gebruik heeft – voor zover dat al het geval is – sluit niet uit dat hij daarnaast ook het andere telefoonnummer in gebruik heeft. Dat er tussen beide telefoonnummers – op één dag – meermalen contact is geweest, maakt dat niet anders.
Uit onderzoek naar de historische gegevens van [telefoonnummer 1] blijkt dat het telefoonnummer in de avond en nacht van 22 en 23 juni 2023 op meerdere tijdstippen van 23:07:10 uur tot 02:32:17 uur gebruik maakte van een zendmast aan [adres 2] te [plaats] en van 04:02:06 uur tot 04:02:06 uur een zendmast aan [adres 3] te [plaats] . [adres 2] te [plaats] is hemelsbreed 400 meter vanaf de plaats waar de vluchtauto was geparkeerd (in [straat 2] ). Het voorgaande betekent dat de telefoon van verdachte en in de nacht van 23 juni 2023 in (de omgeving van) [plaats] was.
Conclusie
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de auto die op naam staat van verdachte bij de overval is gebruikt. Daarnaast concludeert de rechtbank op grond van het voorgaande dat verdachte een van de drie personen was die ongeveer een uur voor de overval door de [straat 1] liepen en wier signalement wat het postuur betreft overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat twee van de drie daders ongeveer 1.80 meter lang waren en de derde dader ongeveer 1.60 meter lang was. Dit past bij het signalement van de mannen die zijn te zien op de camerabeelden tijdens de voorverkenning. Daarop zijn drie mannen te zien onder wie één man die ongeveer een kop kleiner is dan de andere twee mannen. Daar komt bij dat verdachte de ochtend na de overval lopend zijn auto heeft opgehaald op de parkeerplaats waar deze door de dader(s) na de overval is achtergelaten. De door hem gebruikte telefoon bevond zich ten tijde van de overval in [plaats] , terwijl het signalement dat door [slachtoffer 1] van de daders is gegeven verdachte niet uitsluit.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een van de daders moet zijn geweest van de woningoverval. De rechtbank acht zijn betrokkenheid daarbij wettig en overtuigend bewezen. Nu sprake is geweest van gedwongen afgifte van de in de tenlastelegging genoemde spullen en niet van afnemen van de spullen, komt de rechtbank tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak heeft gepleegd. Dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is, volgt uit de aangifte van [slachtoffer 3] , de beelden van de auto van verdachte in de omgeving van de plaats van het delict en de aangetroffen bloedsporen op de plaats van het delict. Volgens het DNA-onderzoek van het NFI kunnen de DNA-profielen in deze bloedsporen afkomstig zijn van verdachte met een matchkans van kleiner dan één op één miljard dat het profiel van een willekeurige persoon overeenkomt met het DNA-profiel van het spoor. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat het aangetroffen bloed van verdachte is, dat hij dus in het pand aanwezig is geweest en dat hij dus een van de daders moet zijn geweest. Dat sprake is geweest van meerdere daders die nauw en bewust hebben samengewerkt, volgt uit de omstandigheid dat was te horen dat er (meerdere) mensen in het pand liepen en dat er (meerdere) stemmen waren te horen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
(subsidiair)
op 23 juni 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres 4] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een rolex en 7 armbanden en enige sjaals en 2 telefoons, die aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorden door
- zich naar bovenstaande woning te begeven, en
- zich (middels inklimming) de toegang tot de woning te verschaffen, en
- zich te begeven naar de slaapkamer alwaar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen te slapen/aanwezig waren, en
- die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten,
- die [slachtoffer 1] enf [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen 'Waar is je rolex want die heb ik op Instagram gezien' en 'De doos met papieren van de rolex' en 'Geef je telefoons' en 'Geef geld', en
- die [slachtoffer 2] met bovengenoemd vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd te slaan, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op hun buik op bed vast te binden (met de handen op de rug) en (vervolgens) die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen 'Blijf hier liggen';
2
op 28 juni 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, enig(e) geldbedrag(en) en een laptop en radio's, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest, gelet op de aard en ernst van de feiten, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, de oriëntatiepunten van de rechtspraak en het strafblad van verdachte. Ook weegt de officier van justitie mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1 alsmede artikel 67a, derde lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) verzoekt de verdediging een straf conform voorarrest op te leggen ter afdoening van feit 2.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Er was sprake van een concreet plan om de betreffende personen te overvallen, omdat bij verdachte en de mededaders via social media kennelijk bekend was dat een van hen over een (duur) Rolex horloge beschikte. Ze hebben zich door middel van inklimming toegang tot de woning verschaft en vervolgens aangevers gedwongen om deze Rolex en andere goederen af te geven, door te dreigen met vuurwapens of daarop lijkende voorwerpen en door daadwerkelijk geweld te gebruiken. [slachtoffer 2] is hard op zijn hoofd geslagen met een wapen en beide slachtoffers zijn vastgebonden op hun eigen bed en bloedend achtergelaten. Het feit dat aangevers midden in de nacht in hun eigen woning op deze manier zijn overvallen, moet een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. Dat het feit daadwerkelijk grote impact op aangevers heeft gehad, blijkt uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer 2] heeft afgelegd. Hij heeft verklaard dat zij ten tijde van het feit heel angstig waren voor wat er met hen zou gebeuren en zich hebben afgevraagd of zij doodgeschoten zouden worden. Verder heeft hij verklaard dat hun levens sinds de overval nooit meer hetzelfde zijn geweest en blijvend zijn veranderd. Verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers en slechts uit geldbejag gehandeld. Naast de gevolgen voor de slachtoffers, brengt dit soort feiten grote gevoelens van onveiligheid teweeg in de maatschappij.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak. Hij heeft samen met een ander of anderen midden in de nacht ingebroken in een autogarage en daarbij geld, een laptop en radio’s meegenomen en braakschade veroorzaakt. Deze inbraak heeft financiële schade en ongemak veroorzaakt voor de eigenaar van het bedrijf. Daarnaast kunnen dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid en onrust in de omgeving.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder meerdere geweldsfeiten. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing in verband met veroordelingen van de politierechter van 17 april 2024 en 26 april 2024.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 24 september 2024. Hieruit volgt dat de reclassering niet kan komen tot een delictanalyse, omdat verdachte een ontkennende houding heeft en hij zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Dit maakt dat de reclassering de (risico)factoren die worden gesignaleerd op de leefgebieden, niet kan relateren aan het vermeende delictgedrag. De reclassering ziet aandachtspunten op de leefgebieden in het ontbreken van huisvesting en werk als verdachte uit detentie komt, de relatie met zijn ex-partner en zijn zus (die een verklaring over hem hebben afgelegd bij de politie) en – indien de verdenking bewezen wordt geacht – zijn netwerk en functioneel/berekenend ogende houding. De reclassering heeft de indruk dat verdachte geen volledige openheid geeft over de leefgebieden, omdat er verschillen zijn tussen wat verdachte de reclassering vertelt en de dossierinformatie. Verdachte wekt in het gesprek met de reclassering een berekenende indruk. Hij toont geen probleeminzicht op de leefgebieden of inzicht in risicofactoren en werkte eerder niet tot onvoldoende mee aan reclasseringscontacten en bijzondere voorwaarden. Op dit moment lijken zijn hulpvragen op praktisch gebied te liggen (werk en huisvesting), maar hij lijkt niet tot beperkt open te staan voor bemoeienis op andere leefgebieden, wat toewerken naar gedragsverandering zal belemmeren. Concluderend heeft de reclassering onvoldoende zicht kunnen krijgen op de leefgebieden, het vermeende delictgedrag en onderliggende zaken daaraan, om een onderbouwde risico-inschatting te kunnen maken. De reclassering kan daarom niet komen tot en advies met betrekking tot bijzondere voorwaarden. Elektronische monitoring is overwogen, maar dat zal maar tijdelijk bijdragen aan het inperken van risico’s. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden of en zo ja, welke psychische problemen verdachte ondervindt, zodat evenmin duidelijk is geworden dat behandeling zinvol is. Weliswaar geeft het dossier en meer in het bijzonder de verklaring van zijn zus aanleiding om psychische problematiek te veronderstellen, maar volgens verdachte is slechts sprake van psychische aandoeningen die behandeling behoeven.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de oriëntatiepunten van het LOVS en de persoon van verdachte zoals hiervoor omschreven, de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar en zes maanden passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. De rechtbank ziet evenals de reclassering geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, enerzijds vanwege de ernst van de feiten en anderzijds omdat een eerder voorwaardelijk opgelegde straf verdachte er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien is het de rechtbank niet duidelijk geworden dat een behandeling van verdachte geïndiceerd is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 1]

De vordering en de standpunten
vordert een schadevergoeding van € 19.060,= voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter zitting heeft [slachtoffer 1] toegelicht dat van voornoemd bedrag reeds € 6.000,= is vergoed door de verzekering. Verder heeft hij toegelicht dat de telefoonkabel waarvoor vergoeding is gevorderd, beschadigd is geraakt bij de overval.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid en – ondanks het ontbreken van onderbouwing van de kostenposten – een deel van de gevorderde schadevergoeding hoofdelijk kan toewijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat voor de Rolex een bedrag van € 800,= kan worden toegewezen, gelet op de aanschafprijs en de vergoede schade door de verzekering. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de schade en/of de waarde van de weggenomen voorwerpen onvoldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat de schade voor de weggenomen armbanden in het licht van de gemotiveerde betwisting door de verdediging, onvoldoende is onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de schade voor de weggenomen Rolex, voor zover dit het bedrag de aanschafwaarde van € 6.800,= overstijgt. Nu een bedrag van € 6.000,= al door de verzekering is vergoed, resteert een bedrag van € 800,=. In zoverre is de vordering door de verdediging ook niet betwist. Ten aanzien van de schade voor de telefoonkabel is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de inhoud van het dossier en de toelichting van de benadeelde partij ter zitting, door de verdediging onvoldoende gemotiveerd weersproken dat sprake is geweest van onherstelbare schade. Hoewel bewijsstukken van (de hoogte van) de schade ontbreken, komt het gevorderde bedrag aan schadevergoeding de rechtbank niet onredelijk voor.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar tot een bedrag van € 860,= ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging en nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
De vordering en de standpunten
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 800,= voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter zitting heeft de benadeelde partij toegelicht dat van voornoemd bedrag reeds € 512,= is vergoed door de verzekering en dat het onmogelijk was de vloerbedekking en het beddengoed schoon te krijgen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid en – ondanks het ontbreken van onderbouwing van de kostenposten – een deel van de gevorderde schadevergoeding hoofdelijk kan toewijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering wegens het ontbreken van een onderbouwing van de schade, dan wel een bedrag van € 288,= toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de uitgekeerde schadevergoeding door de verzekering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Gelet op de inhoud van het dossier en de toelichting van de benadeelde partij ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is weersproken dat daadwerkelijk sprake is geweest van onherstelbare schade. Hoewel bewijsstukken van (de hoogte van) de schade ontbreken, komt het gevorderde bedrag aan schadevergoeding de rechtbank niet onredelijk voor, met dien verstande dat het door de verzekering uitgekeerde bedrag daarop in mindering moet worden gebracht. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 288,= ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der voldoening.
Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Voor het overige is de schade al vergoed door de verzekering. De rechtbank zal het resterende deel van de vordering daarom afwijzen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf van 20 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 29 juni 2022 onder parketnummer 02-069983-22 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat de rechtbank de toewijzing niet opportuun acht in verband met de aard en de hoogte van de op te leggen straf in de hoofdzaak.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft verzocht om opheffing van het bevel voorlopige hechtenis gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak en gelet op artikel 67a, derde lid, Sv in relatie tot feit 2.
Nu de rechtbank verdachte veroordeelt voor zowel feit 1 (subsidiair) als feit 2 tot een aanzienlijke gevangenisstraf, ziet zij geen aanleiding de voorlopige hechtenis op te heffen. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair onder 1 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, subsidiair: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-069983-22 af;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 860,= ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1] (feit 1), € 860,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 17 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 288,= ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] (feit 1), € 288,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2024.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

12.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres 4]
[adres 4] ,
een rolex en/of 7 armbanden en/of enige sjaals en/of 2 telefoons, in elk geval
enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- zich naar bovenstaande woning te begeven, en/of
- zich (middels inklimming) de toegang tot de woning te verschaffen, en/of
- zich te begeven naar de slaapkamer alwaar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen te
slapen/aanwezig waren, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, te tonen en/of op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten,
en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen 'Waar is je rolex want die
heb ik op Instagram gezien' en/of 'De doos met papieren van de rolex' en/of 'Geef
je telefoons' en/of 'Geef geld', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
- die [slachtoffer 2] met bovengenoemd vuurwapen, althans dat op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op hun buik op bed vast te binden (met de handen
op de rug) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te
voegen 'Blijf hier liggen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2023 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan [adres 4]
[adres 4] ,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een rolex
en/of 7 armbanden en/of enige sjaals en/of 2 telefoons, in elk geval enig(e)
goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een
derde toebehoorde(n) door
- zich naar bovenstaande woning te begeven, en/of
- zich (middels inklimming) de toegang tot de woning te verschaffen, en/of
- zich te begeven naar de slaapkamer alwaar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lagen te
slapen/aanwezig waren, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, te tonen en/of op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen 'Waar is je rolex want die
heb ik op Instagram gezien' en/of 'De doos met papieren van de rolex' en/of 'Geef
je telefoons' en/of 'Geef geld', althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
- die [slachtoffer 2] met bovengenoemd vuurwapen, althans dat op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op hun buik op bed vast te binden (met de handen
op de rug) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toe te
voegen 'Blijf hier liggen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 27/28 juni 2023 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
enig(e) geldbedrag(en) en/of een laptop en/of één of meer radio('s), in elk geval
enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )