Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
“(…) om in de toekomst te blijven samenwerken, indien mogelijk en passend in de vorm van bouwteam. Dit geldt zowel voor aluminium als kunststof kozijnen”na te komen en in dit kader [gedaagde] te gebieden om:
“(…) om in de toekomst te blijven samenwerken, indien mogelijk en passend in de vorm van bouwteam. Dit geldt zowel voor aluminium als kunststof kozijnen”na te komen en in dit kader [gedaagde] te gebieden om met [eiser] vanaf één week na betekening van het in dezen te wijzen vonnis overleg te voeren en voort te zetten, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per kalenderdag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde] daarmede in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 50.000,00.
4.De beoordeling
kanproduceren volgens de voorschriften, is niet meer in geschil. [gedaagde] heeft bij antwoord immers toegelicht dat [bedrijf 1] dit kan en dat onderbouwd met een verklaring, certificaten en rapporten (productie 4 tot en met 9). Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] haar vordering gewijzigd. Zij vordert nu nog stukken waaruit blijkt wanneer [bedrijf 1] de puien en vluchtdeuren
heeftgeproduceerd volgens de voorschriften en dat deze ook zijn geleverd. Uit punt 1 van de vaststellingsovereenkomst volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet dat [gedaagde] verplicht is om [eiser] daarover te informeren. [eiser] heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dergelijke informatie nodig is voor [eiser] om zelfstandig te controleren of [gedaagde] zich houdt aan de vaststellingsovereenkomst. [eiser] komt uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst derhalve geen vordering tot afgifte van stukken of inzage in die stukken toe.