In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2024, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw, eiseres in conventie, vervangende toestemming vraagt voor het aanvragen van een paspoort voor haar minderjarige dochter en voor een vakantie naar Saudi-Arabië. De man, gedaagde in conventie, verzet zich tegen deze verzoeken en vordert in reconventie betaling van kosten voor omgangsbegeleiding. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar verzoeken, gezien de geplande reisdatum van 24 oktober 2024. De voorzieningenrechter verleent de vrouw toestemming om met de minderjarige naar Saudi-Arabië te reizen en om een paspoort aan te vragen, omdat er geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen de reis. De vordering van de vrouw om haar dochter in te schrijven op een peuterspeelzaal wordt afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbreekt. De vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot betaling van de kosten van omgangsbegeleiding wordt eveneens afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.