ECLI:NL:RBZWB:2024:6988

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
426176 KG ZA 24-424
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vakantie en paspoortaanvraag voor minderjarige, afwijzing inschrijving peuterspeelzaal en kosten omgangsbegeleiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 oktober 2024, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw, eiseres in conventie, vervangende toestemming vraagt voor het aanvragen van een paspoort voor haar minderjarige dochter en voor een vakantie naar Saudi-Arabië. De man, gedaagde in conventie, verzet zich tegen deze verzoeken en vordert in reconventie betaling van kosten voor omgangsbegeleiding. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar verzoeken, gezien de geplande reisdatum van 24 oktober 2024. De voorzieningenrechter verleent de vrouw toestemming om met de minderjarige naar Saudi-Arabië te reizen en om een paspoort aan te vragen, omdat er geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen de reis. De vordering van de vrouw om haar dochter in te schrijven op een peuterspeelzaal wordt afgewezen, omdat het spoedeisend belang ontbreekt. De vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot betaling van de kosten van omgangsbegeleiding wordt eveneens afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer: C/02/426176 / KG ZA 24-424
9 oktober 2024
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[de vrouw],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. D.N. van Wensen te Lage Zwaluwe,
tegen
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. A. Houtman te Oirschot,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 september 2024 met 5 producties;
- de op 25 september 2024 ontvangen conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met 5 producties;
- de op 26 september 2024 ontvangen productie 6, ingebracht door mr. Van Wensen;
- de op 27 september 2024 ontvangen producties 7 tot en met 9, ingebracht door
mr. Van Wensen.
1.2
Op 30 september 2024 heeft de voorzieningenrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld omdat het belang van [minderjarige] en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is een medewerkster namens de Raad verschenen.
1.4
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd.
2.2
Uit het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren.
2.3
De man heeft op 22 november 2023 bij de rechtbank een verzoek ingediend tot echtscheiding met nevenvoorzieningen (zaaknummer C/02/415992 / FA RK 23-5354). Op dit verzoek is nog niet beslist.
2.4
Beide partijen hebben in het bestek van voormelde procedure verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen, onder meer met betrekking tot de toevertrouwing van [minderjarige] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zaaknummer C/02/416236 /
FA RK 23-5469).
Bij beschikking van 28 december 2023 heeft deze rechtbank bepaald dat [minderjarige] aan de vrouw zal worden toevertrouwd en zijn partijen en [minderjarige] in het kader van het Uniform Hulpaanbod (UHA) voor een (jeugd)hulptraject verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
2.5
In afwachting van het (jeugd)hulptraject zijn partijen een begeleid omgangstraject bij mevrouw [naam] gestart. Er hebben zevenentwintig begeleide omgangen tussen de man en [minderjarige] plaatsgevonden.
2.6
De man heeft op 19 september 2023 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de beschikking voorlopige voorzieningen van 28 december 2023, inhoudende de bepaling van een voorlopige zorgregeling tussen de man en [minderjarige] waarbij [minderjarige] bij de man verblijft (zaaknummer C/02/426748 / FA RK 24-4334). Dit verzoek staat voor mondelinge behandeling gepland op 16 oktober 2024.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1
De vrouw vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. aan haar vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van een paspoort ten behoeve van [minderjarige] ;
2. aan haar vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie samen met [minderjarige] van 24 oktober 2024 tot en met 3 november 2024 naar Saudi-Arabië;
3. aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de [de peuterspeelzaal] in [plaats 1] ;
4. de man te veroordelen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen alle kosten welke onder de tenuitvoerlegging vallen met daarbij de bepaling dat de proceskosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis moeten zijn voldaan, met veroordeling van de man tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten indien de man deze kosten niet heeft voldaan binnen de hierbij genoemde termijn.
3.2
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen.
In reconventie vordert de man bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 675,- aan de man.
Daarnaast vordert de man zowel in conventie als in reconventie de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.3
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen, worden ingegaan.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de vrouw is aangevoerd dat de vrouw en [minderjarige] van de broer van de vrouw, die werkzaam is bij een reisorganisatie, een vakantiereis cadeau hebben gekregen om de grote moskee in Mekka, gelegen in Saudi-Arabië, te bezoeken. Dit betreft een kleine bedevaart en met de vrouw en [minderjarige] zullen de moeder van de vrouw, haar twee zussen en haar broer meereizen. De vrouw kijkt enorm uit naar deze reis. Het is de bedoeling dat deze reis zal plaatsvinden in de periode van 24 oktober 2024 tot en met 3 november 2024. De reis, die zal starten in [plaats 2] van waaruit vervolgens zal worden doorgereisd naar Mekka, is al helemaal uitgewerkt, maar nog niet geboekt voor de vrouw en [minderjarige] . Voor een verblijf in Saudi-Arabië is namelijk een visum nodig en voor het aanvragen van het visum is een paspoort nodig, en dat ontbreekt ten aanzien van [minderjarige] .
De man weigert tot op heden zijn toestemming te verlenen aan de vrouw om samen met [minderjarige] te reizen naar Saudi-Arabië en om ten behoeve van [minderjarige] een paspoort aan te vragen, maar voert daarvoor geen geldige redenen aan. De vakantiereis naar Saudi-Arabië betreft een beperkte periode, waarbij de vrouw bereid is om de man te compenseren voor gemiste contactmomenten met [minderjarige] die op dit moment wekelijks plaatsvinden. Ook staat de vrouw open voor een beeldbelcontact tussen de man en [minderjarige] tijdens de vakantie. De steden [plaats 2] en Mekka, waarnaar in Saudi-Arabië gereisd zal worden, zijn gelegen in gebieden die ingevolge het advies van het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn aangewezen met de kleurcode geel, en zijn dus veilige gebieden om op vakantie te gaan. Daarnaast is de vrouw geenszins voornemens om samen met [minderjarige] in het buitenland te gaan wonen. Zij heeft ook nooit dergelijke uitlatingen gedaan, nog los van het feit dat de vrouw en [minderjarige] in Nederland geworteld zijn. Er is sprake van een spoedeisend belang, omdat de vakantiereis al op korte termijn gepland staat, en daarvoor nog een paspoort voor [minderjarige] aangevraagd moet worden dat noodzakelijk is voor de reis.
Ook is volgens de vrouw sprake van een spoedeisend belang ten aanzien van de door haar verzochte vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op [de peuterspeelzaal] in [plaats 1] . Op [geboortedag] 2024 wordt [minderjarige] namelijk twee jaar oud waarop zij kan starten op de peuterspeelzaal. Het is wenselijk dat [minderjarige] vanaf haar tweede verjaardag naar de peuterspeelzaal kan gaan omdat zij het leuk vindt om met andere kinderen te spelen en zij bij de peuterspeelzaal haar sociale, cognitieve en motorische vaardigheden verder kan ontwikkelen. Ook is dit goed voor haar taalontwikkeling. De vrouw heeft uitvoerig bekeken welke peuterspeelzaal voor [minderjarige] geschikt is. [de peuterspeelzaal] ligt in de wijk waar de vrouw en [minderjarige] wonen en meerdere kinderen van familieleden van de vrouw hebben deze opvang bezocht. Zij hebben allen goede ervaringen met deze peuterspeelzaal en ook [minderjarige] voelde zich hier direct op haar gemak tijdens een bezoek in het kader van een open dag.
Gezien de huidige verstandhouding tussen partijen, die nog altijd is verstoord, is overleg tussen partijen over zaken aangaande [minderjarige] niet of nauwelijks mogelijk. Aan een verbetering van de onderlinge communicatie en samenwerking moet nog worden gewerkt binnen het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA. Inmiddels is duidelijk geworden dat De GezinsManager het (jeugd)hulptraject van Groei Jeugdhulp gaat overnemen, waarbij (verder) zal worden ingezet op de omgang tussen de man en [minderjarige] en het vormgeven van het gezamenlijk gezag en ouderschap door partijen. Omdat nog onduidelijk is wanneer De GezinsManager gaat starten, zijn er een drietal (onbegeleide) contactmomenten tussen de man en [minderjarige] afgesproken op het kantoor van Groei Jeugdhulp. Het laatste contactmoment staat gepland op 4 oktober 2024.
In aanloop naar het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA hebben er begeleide omgangen tussen de man en [minderjarige] plaatsgevonden onder begeleiding van mevrouw
[naam] . Anders dan de man is de vrouw van mening dat de kosten hiervan volledig voor rekening van de man moeten komen. Het traject bij mevrouw [naam] was namelijk niet nodig geweest wanneer de man haar aanbod om [minderjarige] bij haar thuis te bezoeken had aangenomen.
4.2
Door en namens de man is aangevoerd dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vordering tot het verlenen van vervangende toestemming voor een vakantie samen met [minderjarige] naar Saudi-Arabië omdat de vordering kan worden aangemerkt als een 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) verzoek die de vrouw bij de familiesector had moeten indienen. Daarnaast ontbreekt een spoedeisend belang ten aanzien van de vordering. De vrouw heeft geen enkel inzicht gegeven wanneer zij de zogenoemde vakantiereis van haar broer cadeau heeft gekregen. Ook ontbreken boekingsbewijzen en betaalbewijzen.
De vrouw had nimmer een vakantie samen met [minderjarige] mogen plannen en/of boeken zonder voorafgaand overleg met de man omdat dit een gezagsbeslissing betreft. Desondanks is dit wel gebeurd. De vrouw probeert haar vordering tot het verlenen van vervangende toestemming voor het maken van een vakantiereis samen met [minderjarige] op die manier kracht bij te zetten, hetgeen onrechtmatig is en (eveneens) moet leiden tot afwijzing van de vordering. Bovendien wordt [minderjarige] met deze vordering van de vrouw in haar belangen geschaad. Door de vakantiereis zal het contact tussen de man en [minderjarige] namelijk wederom stagneren, terwijl het voor de hechting van [minderjarige] van essentieel belang is dat de man en [minderjarige] frequent en structureel contact met elkaar hebben. Daar komt bij dat de man het niet eens met de vakantiebestemming, die hij ongepast vindt voor [minderjarige] gezien haar leeftijd. De omringende landen van Saudi-Arabië zijn, vanwege heftige oorlogen in die landen, op de reisadvieskaart rood gekleurd, en ook de grenzen van Saudi-Arabië zijn oranje. In de gele gebieden van Saudi-Arabië gelden bovendien risico’s. Verder twijfelt de man aan de bedoelingen van de vakantiereis die de vrouw samen met [minderjarige] wil maken. De man vreest dat de vrouw, indien aan haar vervangende toestemming wordt verleend, niet meer terug zal keren naar Nederland. De vrouw heeft weinig binding met Nederland en zij wil de man tot op heden eigenlijk geen rol toebedelen in het leven van [minderjarige] . Daarbij wijst de man erop dat Saudi-Arabië niet is aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Indien de vrouw [minderjarige] in Saudi-Arabië zou achterhouden, dan is er voor de man geen snelle teruggeleidingsprocedure mogelijk.
In het voorgaande is volgens de man ook voldoende grond gelegen om de vordering van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming ten behoeve van de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] af te wijzen. Het risico dat de vrouw [minderjarige] meeneemt en zich elders vestigt moet worden beperkt. Daar komt bij dat [minderjarige] al een identiteitskaart heeft.
Wat betreft de vordering van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op de [de peuterspeelzaal] in [plaats 1] voert de man, naast het ontbreken van spoedeisend belang, aan dat hij zijn toestemming niet heeft onthouden, maar wil meebeslissen en daarin een juiste keuze wil maken welke peuterspeelzaal het beste bij [minderjarige] past. De man had al een mail met suggesties voorbereid, maar hij heeft niet de kans gekregen om de mail te versturen omdat de vrouw onderhavige kort geding procedure al was gestart. De man acht [de peuterspeelzaal] vooralsnog niet geschikt voor [minderjarige] . Hij streeft naar een peuterspeelzaal met betere begeleiding, meer ruimte en voldoende slaapplekken voor alle kinderen. Het aantal dagen en de tijden waarop [minderjarige] op een peuterspeelzaal zal verblijven moet bovendien in goed onderling overleg tussen partijen bepaald te worden. Voorkomen moet worden dat een verblijf van [minderjarige] op een peuterspeelzaal gedurende enkele dagdelen per week de (opgebouwde) contactmomenten tussen hem en [minderjarige] zal doorkruizen. Gelet op de huidige houding van de vrouw heeft de man er onvoldoende vertrouwen in dat de vrouw hieraan zal meewerken. Dit klemt temeer omdat de vrouw, hoewel mevrouw [naam] heeft geadviseerd de omgang voort te zetten en dat er geen bezwaren zijn voor (onbegeleid) contact bij de man thuis, zich tot op heden verschuilt achter het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA, terwijl het nog niet duidelijk is wanneer De GezinsManager gevolg gaat geven aan dit traject. Hierin heeft de man reden gezien een wijzigingsverzoek voorlopige voorziening in te dienen, inhoudende de vaststelling van een voorlopige zorgregeling tussen hem en [minderjarige] .
Tussen partijen is afgesproken dat zij de omgangsbegeleiding door mevrouw [naam] bij helfte zouden betalen. Er zijn zevenentwintig fysieke begeleide omgangen geweest, waarvan de kosten € 50,- zijn per sessie. Tot op heden heeft de man deze sessies betaald, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1.350,-. Conform de overeenstemming dient de vrouw de man € 675,- te voldoen. Van de man kan en mag niet worden verwacht dat hij daarvoor een tijdrovende bodemprocedure afwacht, nu de overeenkomst duidelijk is en nagekomen moet worden. De man vordert de vrouw te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst en derhalve tot het betalen van € 675,- aan hem.
Ook vordert de man de vrouw te veroordelen in de proceskosten, omdat de vrouw misbruik van het recht heeft gemaakt. De vrouw heeft de man in onderhavige kort geding procedure betrokken zonder dat zij heeft voldaan aan haar gezagsverplichting. Daarnaast weigert de vrouw zonder deugdelijke grond de helft van de kosten van de omgangsbegeleiding van mevrouw [naam] te voldoen en met de man afspraken te maken tot afbetaling. Dit maakt dat de man genoodzaakt is tot procederen hetgeen eveneens een proceskostenveroordeling rechtvaardigt.
4.3
De medewerkster van de Raad heeft naar voren gebracht dat zij het zeer jammer vindt dat het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA nog niet is opgestart. Dat is vervelend voor partijen, maar met name voor [minderjarige] . Belangrijk is dat de verstandhouding tussen partijen, en daarmee hun onderlinge samenwerking en communicatie, gaat verbeteren.
De medewerkster van de Raad ziet geen redenen om de vrouw vervangende toestemming voor het maken van een vakantiereis samen met [minderjarige] , zoals door de vrouw verzocht, te weigeren. De vakantiereis zal met zich brengen dat één tot twee contactmomenten tussen de man en [minderjarige] , gezien de huidige frequentie waarop de contactmomenten op dit moment plaatsvinden, niet door zullen gaan. De vrouw heeft echter aangegeven bereid te zijn dit te compenseren door de man de mogelijkheid te geven om de contactmomenten met [minderjarige] in te laten halen. [minderjarige] weet inmiddels wie de man is en de vakantiereis, die van beperkte duur is, zal daar geen verandering in brengen. De gebieden waarnaar de vrouw af wil reizen in Saudi-Arabië zijn, nu deze gebieden ingevolge het advies van het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn aangewezen met de kleurcode geel, veilige gebieden waarbij niet gevreesd hoeft te worden voor de veiligheid van [minderjarige] . Ook hierin is geen beletsel gelegen voor de te maken vakantiereis. Wel heeft de medewerkster van de Raad aangegeven dat de reis, mede gezien de leeftijd van [minderjarige] , een flinke reis betreft. Met de vrouw reizen echter diverse familieleden mee die de vrouw kunnen ondersteunen in de zorg voor [minderjarige] . De Raad heeft geen aanwijzingen die de vrees van de man, dat de vrouw niet met [minderjarige] zal terugkeren naar Nederland, onderschrijven. Extra voorzichtigheid bij de te verlenen toestemming is dan ook niet geboden.
Het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor het inschrijven van [minderjarige] op een peuterspeelzaal adviseert de medewerkster van de Raad af te wijzen. Hierover dient nader overleg tussen partijen plaats te vinden tijdens het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA. Er bestaat volgens de medewerkster van de Raad geen noodzaak om [minderjarige] al op tweejarige leeftijd te laten starten bij een peuterspeelzaal.
Het past volgens de medewerkster van de Raad niet dat de kosten die in verband met de omgangsbegeleiding van mevrouw [naam] zijn gemaakt volledig voor rekening van de man komen. Het is in het belang van [minderjarige] geweest dat zij in aanloop naar de start van het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA omgang met de man heeft gehad. Omgang tussen een kind en zijn beide ouders betreft bovendien een gedeelde verantwoordelijkheid van ouders, en daarmee van zowel de man als de vrouw. De medewerkster van de Raad schrikt van de visie die de vrouw hierop heeft. De vrouw lijkt zich nog onvoldoende te realiseren dat ook zij verantwoordelijkheid draagt voor een goed contact tussen [minderjarige] en de man.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1
Vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
5.2
Vervangende toestemming vakantie en aanvraag paspoort
5.2.1
De man heeft betoogd dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar vordering tot het verlenen van vervangende toestemming voor het maken van een vakantiereis samen met [minderjarige] naar Saudi-Arabië en daarmee samenhangend het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige] omdat zij een procedure in de zin van artikel 1:253a van het BW had moeten starten. De voorzieningenrechter passeert dit verweer. Hoewel de vrouw niet heeft weersproken dat zij de vakantie (zonder voorafgaand overleg met de man) naar Saudi-Arabië heeft besproken en gepland met haar familie en voordat zij de man om toestemming heeft gevraagd en dus eerder een procedure bij de rechtbank had kunnen starten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er op dit moment sprake is van spoedeisendheid. De vakantie staat gepland voor 24 oktober aanstaande en die datum nadert snel. Vast staat ook dat [minderjarige] voor deze reis een paspoort nodig heeft, die zij tot op heden niet bezit. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat er, bij deze stand van zaken, een beslissing kan worden genomen op voormelde vorderingen van de vrouw in kort geding. Dat de vrouw haar (nog niet geboekte) reis niet nader met bescheiden heeft onderbouwd, doet hieraan niet af.
5.2.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd wat haar beweegredenen zijn voor de vakantie naar Saudi-Arabië. De vrouw heeft aangegeven samen met [minderjarige] en enkele familieleden een kleine bedevaart te willen maken, waarbij een bezoek wordt gebracht aan de grote moskee in Mekka. De reis start in [plaats 2] , van waaruit verder gereisd zal worden naar Mekka. De vrouw hecht veel waarde aan deze bedevaart en voor [minderjarige] zal dit, hoewel zij nog erg jong is en deze bedevaart niet bewust mee zal maken, desalniettemin een bijzondere ervaring zijn.
5.2.3
De man voert aan dat zijn structurele contact met [minderjarige] door de vakantie van de vrouw samen met [minderjarige] wordt onderbroken. De voorzieningenrechter stelt vast dat de man in het afgelopen jaar al bijna dertig omgangsmomenten met [minderjarige] heeft gehad. Deze contactmomenten zijn tot op heden goed verlopen, waarbij de man en [minderjarige] een band met elkaar hebben kunnen opbouwen. Met de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vakantie naar Saudi-Arabië, die slechts van korte duur is, geen afbreuk zal doen aan de relatie tussen de man en [minderjarige] . De vrouw heeft aangegeven bereid te zijn om gemiste contactmomenten tussen de man en [minderjarige] te compenseren, door bijvoorbeeld extra contactmomenten tussen de man en [minderjarige] te organiseren in de weken voorafgaand en na afloop van de vakantie. Daarbij is de voorzieningenrechter gebleken dat de vrouw bereid is om een beeldbelcontact tussen de man en [minderjarige] te organiseren tijdens de vakantie. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de vrouw (eventueel in samenspraak met haar advocaat) deze extra contact- en beeldbelmomenten zal organiseren en daarmee het gemis aan fysiek contact zoveel als mogelijk voor de man zal compenseren.
5.2.4
Door de man is niet concreet gemaakt waarom het voor [minderjarige] niet veilig is om op vakantie te gaan naar Saudi-Arabië. Weliswaar blijkt uit het reisadvies dat het ministerie van buitenlandse zaken met betrekking tot Saudi-Arabië heeft aangegeven dat Saudi-Arabië niet een volledig veilig land is, maar de concreet onveilige situaties doen zich enkel voor in specifiek genoemde (grens)regio’s. In deze regio’s zijn [plaats 2] en Mekka niet gelegen. Beide plaatsen liggen in een gebied van Saudi-Arabië waar geel als kleurcode geldt, hetgeen een positief reisadvies betekent. Zowel [plaats 2] als Mekka kunnen dan ook als voldoende veilig worden aangemerkt om een vakantiereis naar te maken.
5.2.5
De voorzieningenrechter ziet verder geen, althans onvoldoende, aanwijzingen op grond waarvan gevreesd moet worden dat de vrouw niet met [minderjarige] terug zal keren van de vakantie naar Saudi-Arabië. Het leven van de vrouw speelt zich af in Nederland; zij heeft een baan en woning in Nederland, heeft familieleden in Nederland wonen en wil [minderjarige] graag inschrijven op een peuterspeelzaal in Nederland. Gesteld kan dan ook worden dat de vrouw is geworteld in Nederland. De vrees van de man dat de vrouw [minderjarige] mogelijk zal ontvoeren en zich elders met [minderjarige] zal vestigen, acht de voorzieningenrechter dan ook niet reëel. Het lijkt erop dat de vrees van de man eerder voort lijkt te komen uit de slechte verstandhouding tussen partijen en daarmee samenhangend het wantrouwen dat de man jegens de vrouw heeft. Belangrijk is dat partijen zich gaan inzetten om te werken aan een verbetering van hun onderlinge relatie en daarmee communicatie binnen het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA om geschillen als de onderhavige in de toekomst te voorkomen.
5.2.6
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter aan de vrouw vervangende toestemming verlenen om samen met [minderjarige] af te reizen naar Saudi-Arabië en aldaar te verblijven in de periode van 24 oktober 2024 tot en met 3 november 2024. Door de man is niet (met objectieve gegevens) aannemelijk gemaakt waarom de voorgenomen vakantie niet in het belang van [minderjarige] moet worden geacht en dat die toestemming daarom moet worden geweigerd. Ook overigens is van het bestaan van zwaarwegende bezwaren niet gebleken.
Aangezien de vrouw nog geen vliegtickets heeft geboekt, acht de voorzieningenrechter het wel van belang te bepalen dat de vrouw uiterlijk vijf dagen voor vertrek het retourticket van haar en [minderjarige] aan de man laat zien.
5.2.7
Voor de reis naar Saudi-Arabië heeft [minderjarige] een geldig paspoort nodig. Het is daarom in het belang van [minderjarige] om een paspoort te hebben. Nu de man zijn toestemming voor het aanvragen van een paspoort van [minderjarige] weigert, zal de voorzieningenrechter (ook) de vordering van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen ten behoeve van de aanvraag van een paspoort van [minderjarige] toe wijzen met inachtneming van artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet.
5.3
Vervangende toestemming inschrijving peuterspeelzaal
5.3.1
Met betrekking tot de vordering van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor het inschrijven van [minderjarige] op [de peuterspeelzaal] in [plaats 1] ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat het [minderjarige] veel plezier zal doen als zij kan starten op een peuterspeelzaal, maar door de vrouw is niet aannemelijk gemaakt dat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat zij direct na het bereiken van de tweejarige leeftijd start op een peuterspeelzaal. Gesteld noch gebleken is dat bij [minderjarige] sprake is van een achterstand op een van de ontwikkelgebieden. Met de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit geschilpunt onderwerp van bespreking moet worden tussen partijen tijdens het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA dat binnenkort zal starten bij De GezinsManager. Partijen moeten gaan leren met elkaar te overleggen over [minderjarige] en samen een weg gaan vinden in de uitoefening van het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . Deze vordering van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
5.4
Veroordeling vrouw in kosten van omgangsbegeleiding
5.4.1
Ook ten aanzien van de vordering van de man om de vrouw te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst tussen partijen waarbij zou zijn afgesproken dat de kosten van de geboden omgangsbegeleiding door mevrouw [naam] door partijen bij helfte worden betaald, ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang. Er zijn geen aanwijzingen dat de man door het volledig betalen van de kosten van omgangsbegeleiding in ernstige financiële problemen is geraakt, en wel zodanig dat terstond op de vordering van de man zou moeten worden besloten. Bovendien is de voorzieningenrechter van oordeel dat voormelde vordering van de man onvoldoende samenhang heeft met het onderwerp van het onderhavige kort geding; te weten het verlenen van vervangende toestemming aan de vrouw voor een vakantie samen met [minderjarige] naar Saudi-Arabië en daarmee samenhangend het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige] . De vordering van de man zal aldus worden afgewezen.
5.4.2
Dat de man het aanbod van de vrouw heeft afgeslagen om [minderjarige] in haar woning en onder haar begeleiding te kunnen zien, acht de voorzieningenrechter gezien de verstoorde verstandhouding tussen partijen alleszins begrijpelijk. Gezien de verlate start van het (jeugd)hulptraject in het kader van het UHA, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter bovendien terecht gekozen voor omgangsbegeleiding van mevrouw [naam] in de tussenliggende periode. Voor een goede ontwikkeling van [minderjarige] is het namelijk belangrijk dat zij met haar beide ouders in goed contact staat, waarbij de voorzieningenrechter met de Raad van oordeel is dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid van partijen is. Het zou de vrouw dan ook sieren indien zij alsnog, al dan niet met ondersteuning van haar advocaat, het gesprek met de man aan zou gaan over de betaling van de kosten die in het kader van de omgangsbegeleiding zijn gemaakt.
5.5
Proceskostenveroordeling
De vordering van partijen om elkaar in de proceskosten te veroordelen, zal worden geweigerd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten in zaken met een familierechtelijk karakter worden gecompenseerd. De voorzieningenrechter zal derhalve bepalen dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en reconventie
6.1
verleent - ter vervanging van de toestemming van de man - toestemming aan de vrouw om met de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] , af te reizen naar Saudi-Arabië en aldaar te verblijven in de periode van 24 oktober 2024 tot en met 3 november 2024;
6.2
verleent - ter vervanging van de toestemming van de man - toestemming aan de vrouw ten behoeve van de aanvraag van een paspoort van de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] ;
6.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Combee, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024 in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, griffier.