ECLI:NL:RBZWB:2024:6970

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
02/293109-21; 02/279499-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling van een veroordeelde met schizofrenie en middelenstoornissen

Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een veroordeelde, geboren in 1993, die lijdt aan schizofrenie en stoornissen in alcohol- en drugsgebruik. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar toegewezen, omdat het recidiverisico bij beëindiging van de tbs hoog zou zijn. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende rapporten, waaronder die van een psychiater en een reclasseringswerker, die beiden concludeerden dat de betrokkene nog steeds lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat er een risico op recidive bestaat, vooral bij een abrupt einde van de tbs-maatregel.

Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 zijn zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. P. Emmen, heeft gepleit voor een verlenging van de tbs met voorwaarden, terwijl de verdediging verzocht om een kortere verlenging van één jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de behandeling en resocialisatie van de betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die overblijft bij een verlenging van één jaar. De rechtbank heeft ook de noodzaak van een zorgvuldige en niet-overhaaste aanpak benadrukt, gezien de psychische gesteldheid van de betrokkene en de voortgang in zijn behandeling.

De rechtbank heeft de tbs-maatregel met twee jaar verlengd en voorwaarde nummer 3 aangepast, zodat instemming van de betrokkene vereist is voor een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum. Deze beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. D.L.J. Martens, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/293109-21; 02/279499-21
Beslissing van de meervoudige kamer van 16 oktober 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
verblijvende in de Forensisch Psychiatrische Kliniek [kliniek 1] ,
[adres] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
  • het adviesrapport van psychiater prof. dr. mr. [psychiater] van 21 juni 2024;
  • het adviesrapport van [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland van 20 augustus 2024;
  • de vordering van de officier van justitie van 23 augustus 2024 (ontvangen op de griffie op 27 augustus 2024), die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met voorwaarden met twee jaar.

2.De procesgang

Bij vonnis van deze rechtbank van 6 oktober 2022, is betrokkene voor onder meer zware mishandeling veroordeeld tot een tbs met voorwaarden.
De rechtbank constateert dat het in deze zaak voor zover het de zware mishandeling betreft, gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs met voorwaarden is aangevangen op 6 oktober 2022.
Ter zitting van 2 oktober 2024 is de officier van justitie mr. P. Emmen gehoord. Ook is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg. Verder is mevrouw [reclasseringswerker] , als deskundige gehoord.

3.Het advies van de reclassering

Uit het rapport van de reclassering leidt de rechtbank af dat betrokkene vanaf twintigjarige leeftijd bekend is met psychische klachten (psychotische en depressieve episodes) en overmatig middelengebruik. Voorafgaand aan de veroordeling tot een tbs-maatregel met voorwaarden was er al enige tijd sprake van medicatie-ontrouw en alcoholmisbruik, wat leidde tot psychotische ontregeling. Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie, een stoornis in alcoholgebruik en een ongespecificeerde stoornis gerelateerd aan een ander middel (cannabis, cocaïne), beide in langdurige remissie in een gecontroleerde omgeving. Risicofactoren zijn voornamelijk gelegen in het psychisch functioneren en de middelenproblematiek, waarbij de stoornissen elkaar negatief beïnvloeden en zo het recidiverisico vergroten. Het ziekte-inzicht van betrokkene is beperkt en hij is niet altijd therapietrouw. Het behandeltraject verloopt traag, maar er zijn wel kleine vooruitgangen geboekt. Zo heeft betrokkene meegewerkt aan een delictanalyse en staat hij open voor het hieruit voortgekomen behandeladvies. Betrokkene is recent gestart met het opbouwen van verlof en cognitieve gedragstherapie. Op dit moment wordt gewerkt aan het opbouwen van een dagprogramma dagbesteding en onderzoek naar de psychiatrische problematiek, gedragsverandering en het verkrijgen van ziekte-inzicht. De reclassering schat het algemene risico voor recidive gemiddeld in. Binnen het huidige klinische kader, waarin hulpverlening, zorg en structuur worden geboden functioneert betrokkene stabiel. De schizofrenie is met medicatie onder controle binnen de huidige klinische setting, als ook de langdurige verslavingsproblematiek. De verwachting van de reclassering is dat op de langere termijn zijn motivatie afneemt als betrokkene uit zorg zou raken en dan stopt met zijn medicatie. Binnen de huidige setting is er veel controle en structuur en zet hij kleine stapjes vooruit in zijn behandeling, wat wordt gezien als een beschermende factor. Ook het contact met zijn moeder is een beschermende factor. In het behandeltraject van betrokkene moeten nog belangrijke vervolgstappen genomen worden, zoals het verder opbouwen van zijn verlof en het aanmelden voor beschermd/begeleid wonen en de uiteindelijke uitstroom. Daarom vindt de reclassering een verlenging van het huidige tbs-kader met twee jaar noodzakelijk.
Op de terechtzitting heeft de deskundige daaraan toegevoegd dat er een verbetering wordt gezien in de psychische gesteldheid van betrokkene. In overleg met betrokkene zelf is zijn medicatie niet opgehoogd. Op dit moment heeft hij vier uur per dag onbegeleid verlof dat hij zelf mag invullen. Daarnaast heeft hij een keer per week begeleid verlof, dat bedoeld is om aan zijn doelen te werken. Er wordt toegewerkt naar het op den duur gaan verblijven in een beschermd wonen vorm. Betrokkene gaat in kleine stapjes vooruit, maar heeft daar wel externe aansturing bij nodig. Op dit moment zit alles nog in de beginfase. De dagbesteding begint vorm te krijgen.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundige

Uit het adviesrapport van de psycholoog leidt de rechtbank af dat bij betrokkene sprake is van schizofrenie en van stoornissen in alcohol- en drugsgebruik. Momenteel is het recidiverisico laag binnen de context van zijn verblijf bij de FPK met alleen begeleid verlof (ten tijde van het opstellen van het rapport in juni 2024), onder gebruik van anti-psychotische medicatie en abstinentie van middelen. Bij het eventueel wegvallen van het tbs-kader en het zich eventueel onttrekken aan de benodigde zorg door betrokkene loopt het recidiverisico snel op tot hoog. In dat geval ligt het voor de hand dat het scenario dat ten grondslag ligt aan het indexdelict zich herhaalt en waarbij cruciale elementen terugval in middelengebruik en psychotische episodes zijn. Geadviseerd wordt om de maatregel tbs met voorwaarden te verlengen met twee jaar, omdat er nog veel stappen gezet moeten worden. Dat traject moet zorgvuldig en niet overhaast doorlopen worden en het is ondenkbaar dat dit al over een jaar leidt tot een situatie waarbij betrokkenes re-integratie in de maatschappij is voltooid en de tbs-maatregel kan worden beëindigd.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting gebleven bij de vordering de tbs met voorwaarden met twee jaar te verlengen. Daarnaast heeft hij gevorderd dat aan voorwaarde nummer 3, die ziet op de mogelijkheid tot een time-out, wordt toegevoegd dat daarvoor instemming van betrokkene nodig is.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij baalt van het verlengingsadvies, omdat hij een termijn van twee jaar erg lang vindt. De verdediging heeft om die reden verzocht de tbs met voorwaarden met één jaar te verlengen. Dit geldt temeer nu er al veel tijd verloren is gegaan voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak en vervolgens in FPA [kliniek 2] . De verdediging kan zich vinden in de voorgestelde aanpassing van voorwaarde nummer 3.

7.Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat een tbs-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van deze maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank leidt uit het rapport van de psychiater onder meer af dat betrokkene nog altijd lijdt aan schizofrenie en aan stoornissen in alcohol- en drugsgebruik (deze laatste alle in remissie). De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat er bij betrokkene dus nog altijd sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Zowel de reclassering als de psychiater schat het recidiverisico in het huidige kader van de tbs in als laag, maar het algemene risico op recidive wordt als hoog ingeschat bij een abrupt einde van de tbs-maatregel. De rechtbank onderschrijft het herhalingsgevaar en
neemt de conclusies en adviezen van de reclassering en de psychiater over.
Het voorgaande betekent dat is voldaan aan het wettelijk criterium voor verlenging van de
maatregel en dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs-maatregel eist. Dit staat overigens ook niet ter discussie.
Als uitgangspunt geldt dat de tbs-maatregel dient te worden verlengd met een termijn van
twee jaar als aannemelijk is dat de behandeling en resocialisatie van de
terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan
de tijd die nog resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar.
In september 2023 is betrokkene voor een tweede behandelpoging opgenomen in FPK [kliniek 1] . Hoewel het behandeltraject traag verloopt, zijn er, zoals hierboven beschreven, wel kleine vooruitgangen geboekt. De fase van zijn behandeling in het algemeen verkeert in opbouwen van zijn dagprogramma en richt zich op onderzoek naar de psychiatrische problematiek, gedragsverandering en het verkrijgen van ziekte-inzicht. Er moeten nog belangrijke vervolgstappen genomen gaan worden, zoals het verder opbouwen van zijn verlof en het aanmelden voor beschermd/begeleid wonen en uiteindelijke uitstroom. Het traject moet zorgvuldig en niet overhaast doorlopen worden. Het is ondenkbaar dat dit al over een jaar leidt tot een situatie waarbij de re-integratie van betrokkene in de maatschappij is voltooid.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de maatregel in deze zaak moet worden verlengd met twee jaar. Voorwaarde nummer 3 zal daarbij worden aangepast conform het verzoek van de officier van justitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met twee jaar;
- wijzigt voorwaarde nummer 3, die nu luidt:
“verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), -Kliniek (FPK), -Afdeling (FPA) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar”
als volgt:
“veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), -Kliniek (FPK), -Afdeling (FPA) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt
en veroordeelde daarmee instemt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar”.
Deze beslissing is genomen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter,
en mrs. J.C.A.M. Los en F.L. Donders, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. van Biert,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2024.