Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een veroordeelde, geboren in 1993, die lijdt aan schizofrenie en stoornissen in alcohol- en drugsgebruik. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar toegewezen, omdat het recidiverisico bij beëindiging van de tbs hoog zou zijn. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende rapporten, waaronder die van een psychiater en een reclasseringswerker, die beiden concludeerden dat de betrokkene nog steeds lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat er een risico op recidive bestaat, vooral bij een abrupt einde van de tbs-maatregel.
Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 zijn zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. P. Emmen, heeft gepleit voor een verlenging van de tbs met voorwaarden, terwijl de verdediging verzocht om een kortere verlenging van één jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de behandeling en resocialisatie van de betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die overblijft bij een verlenging van één jaar. De rechtbank heeft ook de noodzaak van een zorgvuldige en niet-overhaaste aanpak benadrukt, gezien de psychische gesteldheid van de betrokkene en de voortgang in zijn behandeling.
De rechtbank heeft de tbs-maatregel met twee jaar verlengd en voorwaarde nummer 3 aangepast, zodat instemming van de betrokkene vereist is voor een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum. Deze beslissing is genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. D.L.J. Martens, en is openbaar uitgesproken.