ECLI:NL:RBZWB:2024:6963

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/1899 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV. De rechtbank behandelt de zaak op 9 oktober 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig zijn, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Het UWV had eerder, op 11 november 2022, besloten de WIA-uitkering van eiseres te beëindigen per 12 januari 2023, en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond met een besluit op 3 januari 2024.

De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank concludeert dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd, op basis van de medische beoordeling en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 november 2022. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen vanwege vermoeidheidsklachten, maar het UWV concludeerde na herbeoordeling dat haar beperkingen niet zodanig waren dat zij recht had op een uitkering.

De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening heeft gehouden met de klachten van eiseres. De rechtbank wijst de beroepsgronden van eiseres af, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat eiseres niet meer beperkt is dan het UWV heeft vastgesteld en dat de functies die aan de arbeidsongeschiktheidsschatting ten grondslag liggen, geschikt zijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 12 januari 2023 rechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1899 WIA

uitspraak van 18 oktober 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 11 november 2022 (primair besluit)
de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 12 januari 2023.
Met het bestreden besluit van 3 januari 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en namens het UWV [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 12 januari 2023.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als senior secretaresse. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege vermoeidheidsklachten. Met het besluit van 10 september 2020 is aan haar een WIA-uitkering toegekend.
De ex-werkgever van eiseres heeft op 14 juni 2022 gevraagd om een herbeoordeling.
Eiseres heeft op 30 juni 2022 een melding gemaakt van een wijziging in haar gezondheid per 8 september 2020.
Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV geconcludeerd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met het primaire besluit is haar uitkering beëindigd, rekening houdend met een uitlooptermijn van 2 maanden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De arts heeft gerapporteerd dat het klachtenpatroon vrijwel overeenkomt met de vorige beoordeling. De bevindingen passen vrijwel onveranderd bij energieverlies door een somatisch symptoomstoornis. Eiseres blijft beperkt ten aanzien van sterk stresserend werk en in enige mate ten aanzien van zware fysieke belasting. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 november 2022.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat niet gebleken is dat de primaire arts een onjuist of onvolledig beeld had van de medische problematiek op de datum in geding. De klachten die eiseres noemt zijn voor een groot deel somatisch onverklaarde lichamelijke klachten. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft de primaire arts terecht gesteld dat eiseres aangewezen is op mentaal en fysiek relatief licht belastende arbeid. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat ze meer beperkt is dan is aangenomen door de arts. Er is sprake van discrepantie tussen de ervaren klachten en de bevindingen tijdens het onderzoek en de beschikbare medische informatie. De verzekeringsarts b&b motiveert waarom geen aanleiding bestaat om eiseres meer te beperken in de rubriek persoonlijk functioneren of om een aanvullende urenbeperking aan te nemen.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Gelet op haar klachten en beperkingen is zij niet in staat de geduide functies te verrichten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres informatie van haar huisarts en psycholoog overgelegd.
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
4.4
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b, in navolging van de primaire arts, een aanzienlijk aantal beperkingen heeft aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Ook is rekening gehouden met de vermoeidheidsklachten van eiseres door haar te beperken voor zware fysieke arbeid.
4.5
Ter zitting heeft eiseres gesteld dat de verzekeringsarts b&b niet goed heeft doorgevraagd. De verzekeringsarts b&b had, volgens eiseres, moeten navragen hoe het komt dat zij door het overlijden van haar broer zo lang een terugval heeft gehad en zij ook nu nog steeds niet in staat is haar leven op orde te krijgen. De rechtbank volgt deze stelling niet. In de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 6 december 2023 is een weergave opgenomen van het gesprek dat de verzekeringsarts b&b met eiseres heeft gehad. Uit die uitgebreide weergave blijkt niet dat de verzekeringsarts b&b onvoldoende oog heeft gehad voor de klachten van eiseres. Dat wellicht niet goed is doorgevraagd waarom eiseres het na langere tijd nog niet is gelukt om haar leven weer richting te geven, betekent niet dat er sprake is van een onzorgvuldig medisch onderzoek. Bij een WIA-beoordeling gaat het immers om het vaststellen van beperkingen. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar vermoeidheidsklachten en haar lichamelijke klachten. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage aangegeven wat de klachten van eiseres zijn en wat hij zelf heeft waargenomen tijdens het gesprek. Op basis van dit gesprek in combinatie met de beschikbare medische gegevens en de overige dossierstukken heeft de verzekeringsarts b&b de beperkingen van eiseres vast kunnen stellen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres veel meer klachten ervaart dan dat er aan beperkingen zijn aangenomen, betekent dit niet dat de medische beoordeling onjuist is. Dat niet alle klachten vertaald zijn naar een beperking in de FML komt omdat niet alle klachten van eiseres objectiveerbaar zijn. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat deze informatie geen betrekking heeft op de datum in geding en de daarin vermelde klachten dezelfde zijn als waar de verzekeringsarts b&b al rekening mee heeft gehouden bij de beoordeling.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat niet gebleken is dat in de FML van 8 november 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker afhandelingen (Sbc-code 515080)), commercieel administratief medewerker (Sbc-code 516110) en archiefmedewerker (Sbc-code 315132). Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige b&b de volgende functies geschikt geacht: schadecorrespondent (Sbc-code 516080) en secretarieel medewerker (Sbc-code 315030).
5.2
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.6 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
5.3
Ter zitting heeft eiseres nog opgemerkt dat bij de functie van archiefmedewerker een ervaringseis is opgenomen, namelijk dat er sprake moet zijn van aantoonbare werkervaring in het digitaal verwerken van notities. Volgens eiseres heeft zij deze ervaring niet.
De rechtbank zal in het midden laten of de functie van archiefmedewerker geschikt is voor eiseres. De arbeidsdeskundige b&b heeft buiten de 3 voor de schatting gebruikte functies, 2 reservefuncties geduid. Als een van deze reservefuncties in de plaats zou komen van de functie van archiefmedewerker, wijzigt de restverdiencapaciteit niet. Het zou dan immers gaan om de vervanging van de derde functie waarbij ook in de twee reservefuncties de reductiefactor 1 is. Overigens heeft eiseres ter zitting ook erkend dat het vervallen van de functie van archiefmedewerker niet tot een andere uitkomst zal leiden.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 12 januari 2023.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 18 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.