ECLI:NL:RBZWB:2024:6953

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
02-074390-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tijdens confrontatie tussen twee groepen in Breda

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen drie personen. De feiten vonden plaats op 11 februari 2024 in Breda, waar een confrontatie ontstond tussen twee groepen mannen. De verdachte maakte deel uit van groep 2, die geweld heeft uitgeoefend tegen leden van groep 1, bestaande uit de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een belangrijke rol speelde in het geweld, waarbij hij zowel fysiek geweld heeft toegepast als de overmacht van zijn groep heeft versterkt. De rechtbank achtte de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen, met name de openlijke geweldpleging tegen de slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die letsel en schade hebben geleden door het geweld. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-074390-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw: mr. F.W.M. Hopmans, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. I. Klein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
feit 2: het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 3] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging meent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2]
(feit 1), omdat verdachte aan dat geweld geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de openlijke geweldplegingen tegen de broers [slachtoffer 1&3]
(feit 1en feit 2).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1en 2
De rechtbank stelt vast dat op 11 februari 2024 een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen twee groepen personen op de [straat] in Breda. Groep 1 bestond uit de personen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , terwijl de verdachte deel uitmaakte van groep 2 met vijf andere mannen.
Op het moment dat beide groepen in de [straat] aanwezig waren, ontstond er vrijwel direct een conflict. Gedurende ongeveer een halve minuut hebben de mannen van groep 2 geweld uitgeoefend tegen de drie personen van groep 1. De rechtbank is van oordeel dat feitelijk sprake was van één openlijke geweldssituatie waarbij verdachte een belangrijke rol speelde. Hij versterkte niet alleen getalsmatig de overmacht van groep 2, maar liep ook actief af op de aangevers, waarbij verdachte eerst [slachtoffer 1] tegen het hoofd heeft geslagen en hierna [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft geslagen en geschopt. Door zijn handelen heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geheel van het geweld, waardoor ook het tegen [slachtoffer 2] gepleegde geweld aan hem kan worden toegerekend. Het feit dat verdachte niet al het geweld zelf heeft uitgevoerd, doet daar niet aan af.
De rechtbank acht feit 1 bewezen zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 11 februari 2024 te Breda, openlijk, te weten aan de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- geven van een knietje in/tegen de buik van die [slachtoffer 2]
- drukken/vasthouden van die [slachtoffer 1] tegen een muur en
- meermalen met kracht slaan/stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- meermalen met kracht schoppen/trappen tegen lichaam van die [slachtoffer 1] ;
feit 2
op 11 februari 2024 te Breda, openlijk, te weten aan de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de nek van die [slachtoffer 1] en
- vastklemmen van de nek van die [slachtoffer 1] en
- meermalen met kracht slaan/stompen tegen het gezicht en hoofd en lichaam van die [slachtoffer 1] en
- meermalen, met kracht schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van twee jaar,
met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een taakstraf van 200 uur, eventueel aan te vullen met een geheel voorwaardelijke straf zónder oplegging van bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen drie personen. Tijdens een carnavalsavond in 2024 ontstond op de [straat] in Breda een confrontatie tussen twee groepen mannen die ontaardde in geweld tegen [slachtoffer 2] en de twee broers [slachtoffer 1] . Zij werden door meerdere personen, waaronder verdachte, belaagd en vervolgens geschopt en geslagen.
Verdachte heeft door zijn handelen pijn en angstgevoelens veroorzaakt bij de drie slachtoffers. Bij [slachtoffer 3] werd zijn zonnebril tegen zijn ogen gedrukt met als gevolg bloeddoorlopen ogen, zijn lenzen werden uit zijn ogen geslagen en hij liep lichte verwon-dingen op aan zijn hoofd (een bult op zijn hoofd en wondjes in het gezicht).
[slachtoffer 1] is als gevolg van het geweld tijdelijk buiten bewustzijn geweest. Hij liep, naast schrammen en zwellingen in zijn gezicht, een hersenschudding op. Hij heeft ruim twee maanden last gehad van hoofdpijn, had wekenlang slaap- en concentratieproblemen en kon zijn werk niet volledig uitoefenen. Ook kampt hij met psychische klachten door wat hem is overkomen. Hij heeft het geweld als plotseling ervaren en kan zich er weinig van herinneren, waardoor hij veel frustratie voelt. Op straat voelt hij zich minder veilig, is hij alerter dan voorheen en staat hij continu ‘aan’.
Ook bij [slachtoffer 2] staat de betreffende carnavalsavond in het geheugen gegrift, getuige zijn schriftelijke slachtofferverklaring die door zijn raadsman op zitting is voorgedragen.
[slachtoffer 2] liep letsel op aan zijn gezicht, zijn gebit en hand waarvoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. Hij ervaart nog altijd angst, boosheid en onbegrip en begrijpt niet waarom het zinloze geweld heeft plaatsgevonden.
Verdachte mag van geluk spreken dat het letsel bij de drie slachtoffers betrekkelijk beperkt is gebleven. Er zijn helaas ook gevallen bekend waarbij slachtoffers ernstig blijvend letsel oplopen of zelfs het leven laten als gevolg van uit de hand gelopen uitgaansgeweld. Daarnaast heeft uitgaansgeweld in negatieve zin invloed op de samenleving doordat hierdoor het gevoel van onveiligheid en intolerantie toeneemt. Verdachte is volledig voorbijgegaan aan deze gevolgen en heeft zich puur door zijn agressie laten leiden.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting op grond waarvan in beginsel een taakstraf van 150 uur is geïndiceerd.
De rechtbank slaat verder acht op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 26 september 2024. Daarin wordt vermeld dat verdachte werk en een stabiel inkomen heeft. Het gebruik van alcohol door verdachte wordt benoemd als een aanzienlijke risicofactor op gewelddadig gedrag. Verder heeft de reclassering zorgen over de vaardigheden van verdachte in het omgaan met zijn ADHD en de negatieve invloed van zijn sociale netwerk. Het recidivegevaar wordt ingeschat als gemiddeld en geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan gedragsinterventie en ambulante behandeling gericht op omgaan met ADHD.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 30 september 2024 spijt betuigd voor het door hem gebruikte geweld. Hij verklaarde te hebben gedronken die avond en dat hij zich de vechtpartij niet kan herinneren. Sindsdien is hij gestopt met het drinken van alcohol en gaat hij minder vaak op stap. Verdachte denkt zijn leven nu beter op de rit te hebben. Hij woont samen met zijn vriendin en is werkzaam als zzp-er. Hij is gediagnosticeerd met ADD en niet met AHDH, en ook van het door de reclassering aangenomen recidivegevaar is volgens hem geen sprake. Verdachte is desondanks toch bereid om zijn medewerking te verlenen aan bijzondere voorwaarden als de rechtbank dat nodig vindt.
Alles afwegende, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 150 uur passend en geboden. Gelet op de ernst van de openlijke geweldplegingen en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, zal de rechtbank verdachte ook veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Hierbij heeft rechtbank ook in aanmerking genomen dat verdachte geen inzicht heeft kunnen of willen geven in hoe het zo ver is kunnen komen.
Er lijkt sprake te zijn geweest van een geweldsescalatie, zonder dat daarvoor enige aanleiding bestond.
De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarden verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het beperkte strafblad van verdachte en zijn houding op zitting, ziet de rechtbank geen redenen voor een nadere inperking van het door de reclassering gestelde recidivegevaar.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1.130,00, waarvan € 1.100,00 voor immateriële schade en € 30,00 voor materiële schade.
De rechtbank acht de gestelde schade voldoende onderbouwd, zodat het gevorderde in beginsel voor toewijzing gereed ligt.
De rechtbank heeft overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is om de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte verantwoordelijk is voor een deel van de hiervoor genoemde schade, namelijk een bedrag van € 30,00 aan materiële schade en
€ 500,00 aan immateriële schade. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde handelingen en de schadevergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van € 530,00.
Verdachte heeft het bewezenverklaarde feit samen met anderen gepleegd. Hij en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de door de benadeelde partij geleden schade. De rechtbank zal daarom het toe te kennen bedrag van € 530,00 hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet hoeft te betalen voor zover genoemd bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
In het resterende gedeelte van de vordering ad € 600,00 zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag van € 530,00. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 11 februari 2024.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 11.408,61, waarvan € 9.408,61 voor materiële schade en € 2.000,00 voor immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.393,78, waarvan € 1.643,78 voor materiële schade (bestaande uit de reiskosten ad € 179,31, de medische kosten ad € 1.214,47 en het eigen risico bijstandsverzekering ad € 250,00) en € 750,00 voor immateriële schade. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte heeft het bewezenverklaarde feit samen met anderen gepleegd. Hij en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de door de benadeelde partij geleden schade. De rechtbank zal daarom het toe te kennen bedrag van € 2.393,78 hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag van € 2.393,78. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 11 februari 2024.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 660,00, waarvan € 500,00 voor immateriële schade en € 160,00 voor proceskosten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Verdachte heeft het bewezenverklaarde feit samen met anderen gepleegd. Hij en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de door de benadeelde partij geleden schade. De rechtbank zal daarom het toe te kennen bedrag van € 660,00 hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 11 februari 2024.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
feit 2:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 530,00, waarvan € 30,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade,
te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] , € 530,00 te betalen, waarvan € 30,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 21 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor een bedrag van
€ 530,00;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.393,78, waarvan € 1.643,78 voor materiële schade en € 750,00 voor immateriële schade,
te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , € 2.393,78, te betalen, waarvan € 1.643,78 voor materiële schade en € 750,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf
11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 33 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het toegekende bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] , € 500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 160,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 oktober 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Breda, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
- geven van een knietje in/tegen de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 2]
en/of ten val brengen van die [slachtoffer 2] en/of
- drukken/vasthouden van die [slachtoffer 1] tegen een muur en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht slaan/stompen in/op/tegen het gezicht
en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht schoppen/trappen tegen lichaam van die
[slachtoffer 1] ;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Breda, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de arm(en) en/of nek van die [slachtoffer 1] en/of
- vastklemmen van de nek en/of hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht schoppen/trappen tegen lichaam van die
[slachtoffer 1] .