ECLI:NL:RBZWB:2024:6948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
02-074346-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tijdens uitgaansgeweld in Breda met recidive en bijzondere voorwaarden

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 11 februari 2024 in Breda, waar de verdachte, samen met medeverdachten, een gewelddadige confrontatie aanging met het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in een vier tegen één situatie, het slachtoffer heeft vastgehouden terwijl anderen hem met kracht hebben geslagen en geschopt. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen en heeft zich angstig gevoeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling voor problematisch middelengebruik, gezien de verdachte eerder veroordeeld was voor huiselijk geweld en er aanwijzingen waren van recidive. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 660,00 gevorderd, welke door de rechtbank volledig is toegewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat openlijk geweld niet alleen de slachtoffers, maar ook de samenleving negatief beïnvloedt, en dat de verdachte zich niet heeft gerealiseerd welke gevolgen zijn daden hebben.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-074346-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw: mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. I. Klein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 februari 2024 te Breda, openlijk, te weten aan de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de nek van die [slachtoffer] en
- vastklemmen van de nek en hoofd van die [slachtoffer] en
- meermalen met kracht slaan/stompen tegen het gezicht en hoofd en lichaam van die [slachtoffer] en
- meermalen, met kracht schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een taakstraf van 120 of 150 uur. Mocht de rechtbank op grond van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gehouden zijn, dan wordt verzocht die te beperken tot de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Tijdens een carnavalsavond in 2024 vond er op de [straat] in Breda een confrontatie plaats tussen twee groepen die escaleerde in het gebruik van fors geweld tegen (onder andere) [slachtoffer] . Wat begon als een vechtpartij tussen verdachte en [slachtoffer] , mondde uit in een gevecht waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en uiteindelijk ook [medeverdachte 3] betrokken raakten. In een vier tegen één situatie werd [slachtoffer] door verdachte vastgehouden, terwijl de anderen hem tegen zijn hoofd en lichaam sloegen en schopten.
Door de openlijke geweldpleging heeft [slachtoffer] zich enorm angstig gevoeld en heeft hij flink pijn gehad. Zijn zonnebril is tegen zijn ogen gedrukt met als gevolg bloeddoorlopen ogen, zijn lenzen zijn uit zijn ogen geslagen en hij heeft lichte verwondingen aan zijn hoofd opgelopen (een bult op zijn hoofd en wondjes in het gezicht). Verdachte mag van geluk spreken dat het letsel van [slachtoffer] betrekkelijk beperkt is gebleven. Er zijn helaas ook gevallen bekend waarbij slachtoffers ernstig letsel oplopen of zelfs het leven laten als gevolg van uit de hand gelopen uitgaansgeweld. Daarnaast heeft uitgaansgeweld in negatieve zin invloed op de samenleving doordat hierdoor het gevoel van onveiligheid en intolerantie toeneemt. Verdachte is volledig voorbij gegaan aan deze gevolgen en heeft zich puur door zijn agressie laten leiden.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting op grond waarvan in beginsel een taakstraf van 150 uur is geïndiceerd.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat sprake is van recidive. Uit het strafblad van verdachte blijkt namelijk dat hij al eerder door de politierechter is veroordeeld voor huiselijk geweld. Aan verdachte is toen een deels voorwaardelijke taakstraf opgelegd die ook door hem is uitgevoerd. Dit betekent dat het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verdachte heeft bij zijn politieverhoor op 12 februari 2024 en op de zitting van 30 septem-ber 2024 spijt betuigd voor het door hem gebruikte geweld. Hij verklaarde die avond dron-ken te zijn geweest en onder invloed van drugs. Sindsdien, zo stelt hij, is hij gestopt met het gebruik van MDMA en drinkt hij alleen nog alcohol na een voetbalwedstrijd. Verdachte is van mening dat hij zijn leven nu beter op orde heeft: hij woont samen met zijn vriendin, runt zijn eigen bedrijf en heeft geen schulden. De rechtbank hoopt dat verdachte inderdaad zijn leven heeft gebeterd, maar maakt zich nog wel zorgen over zijn middelengebruik. Bovendien is de rechtbank verontrust door het feit dat verdachte geen duidelijkheid heeft kunnen of willen verschaffen over hoe de situatie zo heeft kunnen escaleren. Er lijkt sprake te zijn geweest van een uitbarsting van geweld zonder duidelijke aanleiding.
Alles afwegende, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van
92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Teneinde de ernst van de openlijke geweldpleging te benadrukken, zal aan verdachte voorts worden opgelegd een taakstraf voor de duur van 180 uur. De rechtbank is van oordeel dat er aanwijzingen zijn van problematisch drugs- en alcoholgebruik door verdachte en ziet aanleiding om aan het voorwaardelijke strafdeel een aantal voorwaarden verbinden, te weten het meewerken aan reclasseringstoezicht, ambulante behandeling door de verslavings-reclassering en aan controles van middelengebruik.
De rechtbank benadrukt dat zij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur heeft overwogen, maar dat zij anders heeft geoordeeld omdat zij het noodzakelijk acht dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematisch middelengebruik. De rechtbank is van oordeel dat niet alleen verdachte, maar ook de samenleving daar het meest bij is gebaat.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 660,00, waarvan € 500,00 voor immateriële schade en € 160,00 voor proceskosten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 11 februari 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de verslavingsreclassering Novadic Kentron;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling zal stellen van de verslavingsreclassering Novadic Kentron, indien zij dit geïndiceerd acht, op de tijden en plaatsen door of namens de verslavingsreclassering aan te geven, om zich te laten behandelen voor zijn problematisch middelengebruik;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal meewerken aan bloed- en/of urineonderzoek ten behoeve van het controleren van zijn middelengebruik;
- geeft opdracht aan de verslavingsreclassering Novadic Kentron tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
De benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 160,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 oktober 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Breda, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de arm(en) en/of nek van die [slachtoffer] en/of
- vastklemmen van de nek en/of hoofd van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht schoppen/trappen tegen lichaam van die [slachtoffer] ;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )