ECLI:NL:RBZWB:2024:6944

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
02-074394-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweldpleging tijdens carnavalsavond in Breda met letsel voor slachtoffer

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 11 februari 2024 tijdens een carnavalsavond in Breda, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in een vier tegen één situatie, het slachtoffer heeft vastgehouden en meermalen met kracht heeft geslagen en geschopt. Het slachtoffer liep hierdoor letsel op, waaronder bloeddoorlopen ogen en verwondingen aan zijn hoofd. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact op de samenleving, en hield rekening met een reclasseringsrapport dat zorg uitte over de alcohol- en agressieproblematiek van de verdachte. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 150 uur op, samen met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 660,00 vorderde, wat door de rechtbank volledig werd toegewezen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een gedragsinterventie voor agressiebeheersing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-074394-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. M.C.J. Heinen, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. I. Klein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer].

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 februari 2024 te Breda, openlijk, te weten aan de [straat], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de nek van die [slachtoffer] en
- vastklemmen van de nek en hoofd van die [slachtoffer] en
- meermalen met kracht slaan/stompen tegen het gezicht en hoofd en lichaam van die [slachtoffer] en
- meermalen, met kracht schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer].
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar,
met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een taakstraf van 150 uur, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke straf als de rechtbank een taakstraf onvoldoende vindt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Tijdens een carnavals-avond in 2024 vond er op de [straat] in Breda een confrontatie plaats tussen twee groepen die escaleerde in het gebruik van fors geweld tegen (onder andere) [slachtoffer]. Wat begon als een vechtpartij tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer], mondde uit in een gevecht waarbij verdachte en [medeverdachte 2] en uiteindelijk ook [medeverdachte 3] betrokken raakten. In een vier tegen één situatie werd [slachtoffer] door [medeverdachte 1] vastgehouden, terwijl verdachte en de anderen hem tegen zijn hoofd en lichaam sloegen en schopten.
Door de openlijke geweldpleging heeft [slachtoffer] zich enorm angstig gevoeld en heeft hij flink pijn gehad. Zijn zonnebril is tegen zijn ogen gedrukt met als gevolg bloeddoorlopen ogen, zijn lenzen zijn uit zijn ogen geslagen en hij heeft lichte verwondingen aan zijn hoofd opgelopen (een bult op zijn hoofd en wondjes in het gezicht). Verdachte mag van geluk spreken dat het letsel van [slachtoffer] betrekkelijk beperkt is gebleven. Er zijn helaas ook gevallen bekend waarbij slachtoffers ernstig letsel oplopen of zelfs het leven laten als gevolg van uit de hand gelopen uitgaansgeweld. Daarnaast heeft uitgaansgeweld in negatieve zin invloed op de samenleving doordat hierdoor het gevoel van onveiligheid en intolerantie toeneemt. Verdachte is volledig voorbij gegaan aan deze gevolgen en heeft zich puur door zijn agressie laten leiden.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting op grond waarvan in beginsel een taakstraf van 150 uur is geïndiceerd.
De rechtbank slaat verder acht op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 26 september 2024. Daarin wordt vermeld dat zorgen bestaan met betrekking tot alcohol en agressieregulatie en dat er een delictpatroon is te herkennen wat betreft uitgaansgeweld in combinatie met alcoholgebruik. Het recidivegevaar wordt ingeschat als gemiddeld en geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen,
met daaraan als bijzondere voorwaarde verbonden een gedragsinterventie agressie-beheersing.
Verdachte heeft tijdens de zitting van 30 september 2024 spijt betuigd voor het door hem gebruikte geweld, maar de rechtbank twijfelt aan de oprechtheid van deze spijt. In haar overweging betrekt de rechtbank onder meer het feit dat de verdachte tijdens zijn politie-verhoor herhaaldelijk een beroep deed op zijn zwijgecht en pas een bekennende verklaring aflegde nadat hij geconfronteerd werd met camerabeelden waarop hij duidelijk te zien is. Tijdens de zitting verklaarde verdachte dat hij alleen datgene heeft gedaan wat op de beelden is te zien en dat hij zich verder weinig kan herinneren van de betreffende carnavalsavond.
De rechtbank vindt het zorgwekkend dat verdachte geen inzicht heeft kunnen of willen geven in hoe de situatie zo kon escaleren. Er lijkt sprake te zijn geweest van een geweldsuitbarsting zonder duidelijke aanleiding.
Alles afwegende, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 150 uur passend en geboden. Gelet op de ernst van de openlijke geweldpleging en de rol die verdachte daarbij heeft gespeeld, zal de rechtbank verdachte verder veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Dit voorwaardelijke strafdeel maakt tevens oplegging van de door de reclassering geadviseerde gedragsinterventie mogelijk, welke de rechtbank geraden acht om het bestaande recidivegevaar zoveel mogelijk te beperken.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 660,00, waarvan € 500,00 voor immateriële schade en € 160,00 voor proceskosten.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 11 februari 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
* dat verdachte gedurende de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventie Alcohol & Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing, te bepalen door Reclassering Nederland, waarbij verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door de betreffende instelling aan verdachte worden gegeven;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
De benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer], € 500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 11 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 10 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 160,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 oktober 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 februari 2024 te Breda, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de [straat], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- vastpakken van de arm(en) en/of nek van die [slachtoffer] en/of
- vastklemmen van de nek en/of hoofd van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht slaan/stompen in/op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht schoppen/trappen tegen lichaam van die [slachtoffer];
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )