ECLI:NL:RBZWB:2024:6941

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
02-040131-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een zedenzaken met betrekking tot een hoogbejaarde cliënt met dementie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 11 oktober 2024 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het plegen van ontucht met een hoogbejaarde cliënt, die leed aan dementie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting niet volledig is geweest en heeft besloten het onderzoek te heropenen. Dit besluit is genomen na de zitting van 27 september 2024, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft behoefte aan aanvullende getuigenverklaringen om de betrouwbaarheid van de verklaringen van het vermeende slachtoffer te kunnen beoordelen, vooral gezien de geestelijke toestand van het slachtoffer en de omstandigheden rondom de zaak.

De rechtbank heeft aangegeven dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, omdat er meestal slechts twee personen aanwezig zijn bij de ten laste gelegde handelingen. Dit maakt het noodzakelijk om de verklaringen van het vermeende slachtoffer zorgvuldig te waarderen, vooral in het licht van haar dementie. De rechtbank heeft daarom besloten om getuigen te horen, waaronder de vaste verzorgster van het slachtoffer en een psycholoog, en om het medisch dossier van het slachtoffer op te vragen. De rechtbank heeft ook een rechter-commissaris benoemd om het verdere onderzoek te begeleiden.

De beslissing om het onderzoek te heropenen is genomen met het oog op de zorgvuldigheid en de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen. De rechtbank heeft benadrukt dat zowel de verdachte als de nabestaanden behoefte hebben aan duidelijkheid, en dat het van groot belang is om de zaak met de nodige precisie te behandelen. De rechtbank zal toezien op een spoedige hervatting van de behandeling van de zaak na het verhoor van de getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-040131-23
tussenvonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. C.C. Wijburg, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel ontucht heeft gepleegd met een aan zijn hulp en zorg toevertrouwde cliënt, te weten die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
Er is geen reden tot schorsing van de vervolging.

4.De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting.

Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het vermeende slachtoffer. Dit betekent dat – zoals het geval is in deze zaak, waarin wordt ontkend dat de handelingen zijn gepleegd – de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van het vermeende slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor die verklaring voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Tijdens de beraadslaging na sluiting van het onderzoek ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, aangezien de rechtbank zich op basis van de voorhanden zijnde stukken en het onderzoek ter zitting onvoldoende geïnformeerd acht over de vraag hoe de verklaringen van het vermeende slachtoffer moeten worden gewaardeerd als het aankomt op authenticiteit en consistentie en daarmee de betrouwbaarheid van de verklaringen, een en ander tegen de achtergrond van de ziekte waaraan het slachtoffer leed. Eveneens acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd over de vraag hoe de emoties van het vermeende slachtoffer zoals die na het incident door getuigen zijn waargenomen, moeten worden gewaardeerd. De rechtbank zal om die reden het onderzoek heropenen en schorsen tot een nader te bepalen tijdstip.
Over het nog te verrichten onderzoek overweegt de rechtbank als volgt.
Door de verdediging is ter zitting een verweer gevoerd dat ziet op de betrouwbaarheid van de verklaringen van het vermeende [slachtoffer] . Zij heeft zelf geen aangifte gedaan, waardoor de zich in het dossier bevindende verklaringen allemaal de auditu-verklaringen betreffen. [slachtoffer] zou niet consistent zijn geweest in hetgeen zij aan anderen heeft verteld. Nu het medisch dossier van [slachtoffer] ontbreekt in het dossier, is naar de mening van de verdediging onvoldoende inzicht verkregen in haar geestelijke en lichamelijke toestand voor en na 12 september 2022. Er was sprake van dementie, dit kan invloed hebben gehad op haar belevingen of verklaringen. Evenmin is bekend of zij voorafgaand aan 12 september 2022 mogelijk al een urineweginfectie had.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] 3 weken na de vermeende gebeurtenis is overleden. Zij heeft daardoor zelf niet meer met de politie kunnen spreken. Het is juist dat de zich in het dossier bevindende verklaringen allen de auditu-verklaringen van getuigen betreffen. Tegen deze getuigen heeft [slachtoffer] op hoofdlijnen hetzelfde verhaal verteld.
Ook stelt de rechtbank vast dat de dochter van [slachtoffer] en haar vaste verzorgster een wijziging in haar gedrag hebben waargenomen na 12 september 2022. Ze was verdrietig en angstig. Dit gedrag is in de 3 weken tot aan haar overlijden onveranderd gebleven.
Bij de bewijswaardering van deze vaststellingen dient de rechtbank zorgvuldig en voorzichtig te zijn. Er was bij [slachtoffer] namelijk sprake van dementie. Nadere informatie hierover ontbreekt in het dossier. Ter zitting heeft de dochter aangegeven dat haar moeder vasculaire dementie had. Daarmee is nog niets gezegd over het verloop en de ontwikkeling van de dementie. Immers, nu medische gegevens over de dementie en de effecten daarvan op het gedrag van [slachtoffer] ontbreken, is het voor de rechtbank onvoldoende duidelijk wat de geestelijke en lichamelijke toestand van [slachtoffer] was voor, op en na 12 september 2022. De vraag is of haar medische situatie van invloed is geweest op haar realiteitszin en herinneringen en dus op de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
De rechtbank beseft dat zowel de nabestaanden als verdachte behoefte hebben aan duidelijkheid. Tegelijkertijd hecht de rechtbank waarde aan zorgvuldigheid en nauwkeurigheid waarmee deze zaak beoordeeld moet worden. Voor de beoordeling of het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, is dan ook van belang dat de rechtbank nader wordt voorgelicht over de geestelijke en lichamelijke toestand van [slachtoffer] voor, op en na 12 september 2022. De rechtbank wenst daarom als getuigen te horen de vaste [verzorgster] en de [psycholoog] . Daarnaast wenst zij kennis te nemen van het medisch dossier van [slachtoffer] , zoals bekend bij haar huisarts en de verpleeghuisarts bij Surplus Zorg, [locatie] te [plaats] door middel van het horen van laatstgenoemde arts.
Nu het nadere onderzoek uitsluiteind bestaat uit het horen van getuigen, is de rechtbank ex artikel 316, tweede lid, Sv voornemens uit haar midden een rechter-commissaris aan te wijzen, te weten mr. C.E.M. Marsé. De benoemingsbeslissing zal apart worden opgemaakt.
Aan de hand van het verhoor van de verpleeghuisarts wenst de rechtbank antwoord te krijgen op in elk geval de volgende vragen:
 Maakte [slachtoffer] gebruik van incontinentieluier en zo ja, sinds wanneer?
 Heeft [slachtoffer] in de twee jaar voorafgaand aan haar overlijden een urineweginfectie gehad en/of was zij daar gevoelig voor?
 Indien ja, hoe vaak had zij dit in de twee jaar voorafgaand aan 12 september 2022 gehad?
 Had zij voorafgaand aan het incident een urineweginfectie of klachten die daarop wezen?
 Kan een urineweginfectie een gevolg zijn van het inbrengen van een vinger in de vagina?
 Wanneer is de diagnose vasculaire dementie gesteld?
 Hoe is de vasculaire dementie van [slachtoffer] verlopen sinds haar opname in De Breedonk?
 Kunt u uitleggen hoe vasculaire dementie zich in het algemeen verhoudt tot oriëntatie in tijd en plaats, belevenissen en korte en lange termijn geheugen?
 Hoe was het toestandsbeeld van deze vasculaire dementie ten tijde van 12 september 2022 bij [slachtoffer] ?
Aan de hand van het verhoor van [verzorgster] wenst de rechtbank antwoord te krijgen op in elk geval de volgende vragen:
 Hoe was het toestandsbeeld van [slachtoffer] in september 2022 en wat hield dat toestandsbeeld concreet in?
 Vergat [slachtoffer] wel eens dingen?
 Verzon [slachtoffer] wel eens dingen?
 Was [slachtoffer] angstig?
 Was zij wantrouwend of argwanend??
 Hoe reageerde [slachtoffer] op vreemden (zzp’ers en flexwerkers) die haar kwamen helpen/verzorgen?
 Is [slachtoffer] vaker gewassen door anderen dan haar vaste verzorgers of was dit de eerste keer dat zij door een ander werd gewassen?
 Zo ja, betroffen deze anderen mannen of vrouwen of beide?
 Hoe reageerde [slachtoffer] in zijn algemeenheid op vreemden en op mannen die haar kwamen helpen of verzorgen?
 Is er een vaste wijze waarop bewoners worden gewassen?
 Indien daarvan sprake is, mogen zzp’ers en flexwerkers daarvan afwijken?
 Had [slachtoffer] behoefte aan een vaste structuur en zo ja, hoe reageerde zij indien er van die vaste structuur werd afgeweken?
Aan de hand van het verhoor van [psycholoog] wenst de rechtbank antwoord te krijgen op in elk geval de volgende vragen:
 Kunt u uitleggen hoe vasculaire dementie zich in het algemeen verhoudt tot oriëntatie in tijd en plaats, belevenissen en korte en lange termijn geheugen?
 Hoe was dat ten tijde van 12 september 2022 bij [slachtoffer] ?
 Wat voor indruk kreeg u van [slachtoffer] tijdens het gesprek?
 Hoe betrouwbaar acht u de verklaringen van [slachtoffer] gelet op haar vasculaire dementie?
De rechtbank zal de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen opdat deze genoemd onderzoek kan uitvoeren. De rechter-commissaris zal de officier van justitie en de verdediging voorafgaand aan het onderzoek in de gelegenheid stellen hun verhinderdata door te geven.
De rechtbank zal er voorts op toezien dat de behandeling van de zaak ter zitting zo spoedig als mogelijk na het plaatsvinden van de getuigenverhoren zal worden hervat.

5.De beslissing.

De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd;
- benoemt mr. C.E.M. Marsé als rechter-commissaris en stelt haar de stukken in handen, teneinde de volgende getuigen te horen:
- [verzorgster] ;
- [psycholoog] ;
- de verpleeghuisarts van Surplus Zorg, [locatie] te [plaats] ;
- beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat en beveelt dat de benadeelde partij van dit tijdstip in kennis wordt gesteld.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. C.E.M. Marsé en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 oktober 2024.
Mr. C.E.M. Marsé en de griffier zijn buiten staat dit tussenvonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
hij op of omstreeks 12 september 2022 te Breda, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- misbruik te maken van de lichamelijke gezondheid en gesteldheid van de (hoogbejaarde) [slachtoffer] en/of
- een psychisch en een fysiek overwicht op die [slachtoffer] te hebben, mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] en/of
- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken,
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het onverhoeds duwen/brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of strelen van de billen en/of borsten en/of tepels van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van de tepels van die [slachtoffer] ;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2022 te Breda, althans in Nederland, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- het onverhoeds duwen/brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of strelen van de billen en/of borsten en/of tepels van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken en/of vasthouden van de tepels van die [slachtoffer] ;
( art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )