Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 269,40+
€ 1.411,91 –
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij. De zaak betreft een vordering van VGZ tot betaling van onbetaalde zorgpremies en kosten, die door de gedaagde niet zijn voldaan. De gedaagde had een zorgverzekering afgesloten bij VGZ en was verplicht om de in rekening gebrachte bedragen te voldoen. VGZ vorderde een totaalbedrag van € 1.647,73, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, en betwistte dat de vordering was verjaard. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de vordering onvoldoende onderbouwd was en dat een groot deel van de vordering verjaard was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ had gesloten en dat VGZ voldoende bewijs had geleverd van de openstaande bedragen. De rechter oordeelde dat de verjaring van de vordering was gestuit door eerdere betalingsherinneringen en schriftelijke mededelingen van VGZ. De kantonrechter wees de vordering van VGZ toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, omdat VGZ niet voldoende bewijs had geleverd van deze kosten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 1.373,22, vermeerderd met wettelijke rente, en moest de proceskosten van VGZ vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie en documentatie door schuldeisers om verjaring van vorderingen te voorkomen. De rechter heeft de gedaagde in het ongelijk gesteld en de vordering van VGZ toegewezen, met een duidelijke uiteenzetting van de feiten en de juridische overwegingen die tot deze beslissing hebben geleid.