ECLI:NL:RBZWB:2024:6933

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
02-057867-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie met vrijspraak voor een machinepistool

Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een patroonmagazijn met daarin negen kogelpatronen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 september 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging is gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, twee patroonmagazijnen en meerdere kogelpatronen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de medeverdachte verantwoordelijk was voor de wapens en dat de verdachte niet op de hoogte was van hun aanwezigheid.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke macht had over het wapen en de munitie en dat hij deze bewust aanwezig had. De Glock, die in de tas van de verdachte werd aangetroffen, was voorzien van DNA-materiaal van de verdachte, wat zijn betrokkenheid bevestigde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een machinepistool, omdat niet bewezen kon worden dat hij dit wapen bewust aanwezig had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de ziekte van zijn zoon.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/057867-23
vonnis van de meervoudige kamer van 11 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander twee vuurwapens, twee patroonmagazijnen en meerdere kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van de twee vuurwapens, de twee patroonmagazijnen en de munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. [medeverdachte] dient als de verantwoordelijke voor de wapens te worden aangemerkt. Verdachte heeft [medeverdachte] slechts een lift aangeboden en was niet op de hoogte van de aanwezigheid van de wapens in de auto en in zijn tas. Het forensisch bewijs ondersteunt de stelling dat verdachte slechts zijdelings in contact is geweest met de Glock, vermoedelijk doordat het zonder medeweten van verdachte in zijn tas is gestopt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Voor de vraag of sprake is van het strafbare voorhanden hebben van een wapen en/of munitie is van belang dat verdachte feitelijke macht over het wapen en/of de munitie kon uitoefenen én dat hij het wapen en/of de munitie bewust aanwezig had.
De Glock met toebehoren
De Glock is aangetroffen in het gras op ongeveer 100 meter afstand van de locatie waar in de nacht van 26 februari 2023 de Volkswagen Golf van de partner van verdachte na een achtervolging met de politie is gecrasht. Nabij de Glock lag een zwarte etui met onder meer een pasfoto van verdachte. Verdachte heeft op zitting verklaard dat de Glock uit zijn tas moet zijn gevallen toen hij die nacht wegrende voor de politie. Op (ruwe delen van) de Glock is DNA-materiaal aangetroffen dat met een bewijskracht van meer dan 1 miljard afkomstig kan zijn van verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat de eigenaar tevens drager van een tas feitelijke macht kan uitoefenen over de inhoud van die tas. De algemene ervaringsregel is bovendien dat een eigenaar en tevens drager van een tas bekend pleegt te zijn met de inhoud. Dat is alleen anders wanneer aannemelijk is geworden dat buiten zijn voorkennis een ander die inhoud in zijn tas heeft gestopt. Dat is in deze zaak niet het geval.
Verdachte heeft ook op zitting verklaard dat zijn passagier (en medeverdachte) [medeverdachte] iets in zijn tas heeft gestopt kort voor hij en [medeverdachte] de door verdachte bestuurde auto van zijn partner verlieten om weg te rennen voor de politie. [medeverdachte] moet de Glock toen in zijn tas hebben gestopt. Dat alternatieve scenario van verdachte schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
Allereerst is geen DNA-materiaal van [medeverdachte] op het wapen aangetroffen, terwijl de bemonsteringen ook met het DNA-profiel van [medeverdachte] zijn vergeleken. Daarnaast mag van verdachte een aannemelijke verklaring verwacht worden voor het wel aantreffen van zijn eigen DNA-materiaal op de Glock. Zijn verklaring dat dat komt, omdat het wapen - volgens zijn eigen scenario heel kort - in zijn tas heeft gezeten, is dat niet. Naar het oordeel van de rechtbank kan het aanwezig hebben van de Glock met het bijbehorende munitiemagazijn en de munitie dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Het machinepistool met toebehoren
In de door verdachte en [medeverdachte] achtergelaten auto van de partner van verdachte is ook een machinepistool met toebehoren gevonden. Het lag op de vloer bij de passagiersstoel en was verpakt in een met tape dichtgeplakte vuilniszak. In de vuilniszak was een gat gemaakt, waardoor een klein deel van het wapen zichtbaar was. Verdachte en [medeverdachte] hebben daar verschillend over verklaard.
Volgens verdachte is [medeverdachte] met die ‘tas’ in [plaats 1] bij hem in de auto gestapt, waarna ze naar Tilburg zijn gereden. Het was toen donker buiten. Verdachte heeft verder niet naar die ‘tas’ gevraagd en wist dus ook niet wat erin zat.
Ook [medeverdachte] heeft ontkend iets te weten van het machinepistool in de auto van verdachte. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij inderdaad in [plaats 1] in de auto is gestapt bij verdachte. [medeverdachte] heeft (de vuilniszak met) het machinepistool niet gezien. Hij heeft in de auto alleen gevoeld dat tijdens het rijden iets hards tegen zijn been kwam.
Op basis van de inhoud van het dossier en de behandeling op zitting kan naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet buiten redelijke twijfel bewezen worden dat verdachte het (verpakte) machinepistool bewust aanwezig heeft gehad. Dat verdachte wel een Glock voorhanden heeft gehad is daarvoor onvoldoende. Voor het machinepistool wordt het scenario van verdachte dat [medeverdachte] met het (verpakte) wapen is ingestapt, ondersteund door het aantreffen van een foto van een soortgelijk wapen op de telefoon van [medeverdachte] (eindproces-verbaal p. 127/128). Daarnaast was het inderdaad donker toen [medeverdachte] bij verdachte in de auto stapte, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte (door het gat in de zak) had kunnen zien dat er een wapen in zat. Dat verdachte in die setting niet heeft gevraagd naar de inhoud van de tas is ook onvoldoende om tot bewustheid van de inhoud te kunnen concluderen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben van het machinepistool met toebehoren.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 februari 2023 te Kaatsheuvel, een wapen als bedoeld in artikel 2, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Glock, kaliber .40 S&W, en een wapenonderdeel als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn, merk Glock, kaliber .40 S&W, en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 9 kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber .40, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. Tevens vordert de officier van justitie opheffing van de geschorste voorlopige hechtenis. De zoon van verdachte is ernstig ziek en ondergaat een behandeling. De officier van justitie wil verdachte de mogelijkheid bieden om na deze behandeling zijn gevangenisstraf uit te zitten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit komt, verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de medische situatie van de zoon van verdachte. De raadsvrouw verzoekt om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een patroonmagazijn met daarin negen kogelpatronen. Met het geladen vuurwapen in zijn tas, heeft verdachte om vier uur in de nacht op de openbare weg gereden en daarna de benen genomen voor de politie.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Vuurwapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten en kunnen (ook bij het enkel voorhanden hebben daarvan) tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie dient daarom streng te worden opgetreden.
Voor het voorhanden hebben van een pistool in de openbare ruimte, waaronder een voertuig dat op de openbare weg rijdt, geldt als landelijk oriëntatiepunt voor de straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank kijkt vervolgens naar de persoon van verdachte.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank concluderen dat verdachte tegen beter weten in het wapenbezit heeft ontkend en geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Bovendien blijkt uit zijn strafblad van 6 augustus 2024 dat verdachte in 2017 al een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 5 september 2024.
Gelet op de proceshouding van verdachte heeft de reclassering geen delictanalyse kunnen maken en hebben zij het recidiverisico niet kunnen inschatten. De reclassering ziet geen echte problemen op de diverse leefgebieden. Het leven van verdachte oogt stabiel.
Tot slot sluit de rechtbank haar ogen niet voor de ernstige ziekte van de jonge zoon van verdachte. Tegelijkertijd heeft die ziekte verdachte niet weerhouden met een geladen pistool rond te rijden en te lopen.
Conclusie
Alles afwegende zal de rechtbank niet boven het landelijk oriëntatiepunt gaan zitten en verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen. De voorlopige hechtenis berust op de grond dat ernstig moet worden gevreesd voor herhaling. Sinds de schorsing met ingang van 20 april 2023is verdachte niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. Gelet daarop en omdat het zoontje van verdachte momenteel een behandeling ondergaat, is de rechtbank van oordeel dat niet langer kan worden gesproken van zodanig gevaar voor herhaling dat dit de voorlopige hechtenis noodzakelijk maakt.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en
mr. E.A. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 oktober 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 26 februari 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2, categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, merk Colt, model M16 Al, kaliber 5,56x45 mm en/of een wapen als bedoeld in artikel 2, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Glock, kaliber .40 S&W en/of
twee, althans een of meerdere wapenonde(e)l(en) als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn, merk Magpul, kaliber .223., en/of
een patroonmagazijn, merk Glock, kaliber .40 S&W en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
31 althans, een of meerdere kogelpatronen, merk Barnaul, kaliber 5,56x45 mm en/of
9 kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber .40, voorhanden heeft gehad.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )