Op 11 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een patroonmagazijn met daarin negen kogelpatronen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 september 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging is gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens, twee patroonmagazijnen en meerdere kogelpatronen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de medeverdachte verantwoordelijk was voor de wapens en dat de verdachte niet op de hoogte was van hun aanwezigheid.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke macht had over het wapen en de munitie en dat hij deze bewust aanwezig had. De Glock, die in de tas van de verdachte werd aangetroffen, was voorzien van DNA-materiaal van de verdachte, wat zijn betrokkenheid bevestigde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een machinepistool, omdat niet bewezen kon worden dat hij dit wapen bewust aanwezig had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de ziekte van zijn zoon.