ECLI:NL:RBZWB:2024:6929

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 24/6018 OPIUM
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning wegens drugshandel op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, vader en dochter, afgewezen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om hun woning te sluiten voor de duur van één maand, naar aanleiding van een opsporingsonderzoek naar een drugsbezorgservice waarbij hun zoon betrokken was. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting noodzakelijk is, gezien de ernst van de overtredingen en de grote hoeveelheid harddrugs die in de woning is aangetroffen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de woning fungeerde als distributiecentrum voor de criminele organisatie en dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Ondanks het tijdsverloop tussen de doorzoeking en het besluit tot sluiting, is de voorzieningenrechter van mening dat de noodzaak tot sluiting nog steeds aanwezig is. Verzoekers hebben niet aangetoond dat zij geen vervangende woonruimte kunnen vinden en de sluiting voor de duur van één maand wordt als evenwichtig beschouwd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning kan doorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6018 OPIUMW VV

uitspraak van 10 oktober 2024 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] (verzoeker) en [verzoekster] (verzoekster), uit [plaats] ,

hierna gezamenlijk aangeduid als verzoekers,
(gemachtigde: mr. D.A. Souisa),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 1 augustus 2024 tot sluiting van de woning aan de [adres] te [plaats] voor de duur van één maand.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekers en namens de burgemeester [naam 1] en [naam 2] .
1.3
De verhuurder van de woning, TIWOS Woningbouwvereniging, is op de hoogte gesteld van deze procedure, maar heeft zich niet gemeld bij de rechtbank als derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Verzoekers, vader en dochter, wonen al jaren in de woning aan de [adres] te [plaats] . Verzoeker huurt de woning van TIWOS. Sinds november 2021 woont ook hun
zoon/broer [naam 3] in de woning.
2.2
De Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant is op 18 april 2023 een opsporingsonderzoek gestart naar een drugsbezorgservice, actief in [plaats] en omstreken, die bekend stond onder de naam ‘ [naam bezorgservice] ’. Het onderzoek heeft aangetoond dat ‘ [naam bezorgservice] ’ een professionele organisatie betrof, waarbij 24 uur per dag, 7 dagen per week, (gebruikershoeveelheden) hard- en softdrugs telefonisch konden worden besteld, die vervolgens per auto werden bezorgd. De bezorgservice is meerdere jaren in bedrijf geweest. ‘ [naam bezorgservice] ’ maakte gebruik van twee telefoonnummers, een zogenoemde ‘snuiflijn’ en een zogenoemde ‘rooklijn’. De leden van de criminele organisatie dealden ieder drugs via overwegend één van deze twee lijnen. Bij de schaal waarop deze criminele onderneming opereerde, moet worden gedacht aan gemiddeld 77 drugstransacties per 24 uur via de ‘snuiflijn’ en gemiddeld 49 drugstransacties per 24 uur via de ‘rooklijn’. In het kader van het onderzoek zijn op 3 juli 2023 acht verdachten aangehouden. De zoon/broer van verzoekers is één van die verdachten. Op 3 juli 2023 is om die reden de woning aan de [adres] te [plaats] doorzocht.
Bij de aanhouding van de verdachte zijn in de woning 125 gripzakjes met daarin in totaal 251 gram cocaïne, alsmede een geldbedrag van € 12.060,- in bankbiljetten van 100, 50 en 20 euro aangetroffen. Het geldbedrag van € 10.060,- is aangetroffen op een plank in een kledingkast in de slaapkamer van verdachte. De cocaïne is aangetroffen in een wasrek in een wasruimte/bijkeuken op de begane grond van de woning. Verdachte had bij zijn aanhouding de dealertelefoon van de ‘snuiflijn’ bij zich.
2.3
De burgemeester heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage het voornemen kenbaar gemaakt om over te gaan tot sluiting van de woning aan de [adres] te [plaats] voor de duur van één maand.
2.4
Hiertegen hebben verzoekers op 26 juni 2024 hun zienswijze kenbaar gemaakt.
2.5
Met het besluit van 1 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester aangekondigd de woning te sluiten voor de duur van één maand met ingang van
19 augustus 2024.
2.6
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester aangegeven het bestreden besluit tot sluiting van verzoekers woning op te schorten tot drie dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Standpunt verzoekers
4.1
Verzoekers zijn van mening dat de noodzaak tot sluiting van de woning onvoldoende is aangetoond en gemotiveerd. Zij wijzen daarbij op het tijdsverloop in deze zaak. De doorzoeking heeft in juli 2023 plaatsgevonden en al die tijd heeft er geen sluiting van de woning plaatsgevonden of is hiertoe een voornemen geuit. Een woningsluiting zou in dit geval eerder een schandpaalfunctie dan een herstelfunctie krijgen.
4.2
Verder kan verzoekers geen verwijt worden gemaakt. Verzoekers waren niet op de hoogte van de aangetroffen drugs en evenmin konden zij redelijkerwijs op de hoogte zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in de woning. Ook zijn verzoekers niet aangemerkt als verdachte in het onderhavige strafrechtelijke onderzoek. Als wordt overgegaan tot sluiting van de woning, zal er voor verzoekers geen mogelijkheid meer bestaan om terug te keren naar de woning. De woningstichting zal bij een sluiting van de woning tot ontbinding van de huurovereenkomst overgaan. Ook is sprake van een bijzondere binding met de woning. Verzoeker is hoofdbewoner en verblijft al meer dan 35 jaar in de woning. Tot slot voert verzoekster aan dat rekening moet worden gehouden met haar medische situatie.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Bevoegdheid tot sluiting
6.1
In de woning zijn 125 gripzakjes aangetroffen met daarin in totaal 251 gram cocaïne. Cocaïne staat op lijst I van de Opiumwet (harddrugs). Van een handelshoeveelheid harddrugs is volgens het door openbaar ministerie toegepaste criterium sprake wanneer harddrugs in een grotere hoeveelheid dan 0,5 gram aanwezig zijn, waarbij 1 pil gelijkgesteld wordt met 0,5 gram. [1] De aangetroffen hoeveelheid cocaïne is om en nabij vijfhonderd keer de hoeveelheid die wordt gezien als een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik.
6.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet.
Evenredigheid
7.1
De burgemeester heeft beleid vastgesteld over de bestuurlijke handhaving van artikel 13b van de Opiumwet (hierna: de Beleidsregels). Uit de Beleidsregels volgt dat de burgemeester bij een constatering van meer dan 0,5 gram harddrugs, in een woning die in eigendom is van een woningcorporatie, een sluiting voor de duur van één maand oplegt.
7.2
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
7.3
Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogen de voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van de gronden baseren op de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022. [2] In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het bestreden besluit geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
Is de sluiting noodzakelijk?
8.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat in onderhavig geval, gelet op de ernst en omvang van de overtreding, niet met een waarschuwing kon worden volstaan. In de eerste plaats speelt daarbij rol dat een grote hoeveelheid hard drugs in de woning is aangetroffen, bijna 500 keer de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is dus sprake van een ernstig geval.
8.2
Daarnaast maakt het feit dat geen overlast of drugstransacties zijn geconstateerd rondom de woning niet dat de sluiting in dit geval niet noodzakelijk is. Er is namelijk sprake van een professioneel crimineel samenwerkingsverband. Er is door de politie in kaart gebracht dat het gemiddeld ging om 77 transacties per 24 uur via de ‘snuiflijn’ en 49 transacties per 24 uur via de ‘rooklijn’. De drugsbezorgservice is in ieder geval sinds juli 2021 actief. De zoon/broer van verzoekers maakte waarschijnlijk al jarenlang deel uit van de criminele organisatie en verbleef in die periode in de woning van verzoekers. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs en grove hoeveelheid contant geld, fungeerde de woning als een soort distributiecentrum voor de criminele organisatie. De woning vervulde daarmee een belangrijke rol in het criminele samenwerkingsverband. Het is dus noodzakelijk dat de relatie van de woning met het criminele circuit wordt doorbroken.
8.3
Ter zitting heeft de burgemeester nader toegelicht waarom de noodzaak tot sluiting van de woning, ondanks het tijdsverloop, nog steeds aanwezig is. Er is een MMA-melding van 15 juli 2024 dat ‘ [naam bezorgservice] ’ nog steeds actief is, het gaat om een professionele en grootschalige organisatie die waarschijnlijk al jaren actief is en waarin de zoon/broer van verzoekers volgens de politie ook al jaren werkzaam was. Tijdens de inval op 3 juli 2023 was de woning in gebruik voor de opslag van grote hoeveelheden harddrugs en het met de drugshandel verdiende geld. Verzoekers hebben geen aanwijsbare maatregelen getroffen om een toekomstige herhaling van de gebeurtenissen te voorkomen. De zoon/broer van verzoekers woont nog steeds in de woning.
8.4
Verder heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat sprake is van een kwetsbare wijk. De burgemeester heeft onderbouwd dat in de afgelopen vijf jaar zes panden zijn gesloten op grond van 13b van de Opiumwet.
8.5
Gelet op bovenstaande, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, ondanks dat geruime tijd zit tussen de doorzoeking van de woning en de oplegging van de sluiting, er nog steeds sprake is van noodzakelijkheid bij de sluiting.
Is de sluiting evenwichtig?
9.1
De burgemeester moet nagaan of de sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
9.2
In de omstandigheden die verzoekers naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te oordelen dat de sluiting voor de duur van één maand onevenwichtig is.
9.3
Hoewel verzoekers zelf niet worden verdacht van drugshandel, betekent dat niet dat hen geen verwijt kan worden gemaakt. Verzoekers dienden als huurders van de woning, toezicht uit te oefenen op de woning. De burgemeester heeft er op gewezen dat de cocaïne was opgeslagen in een rek in de gezamenlijke wasruimte/bijkeuken van de woning. Het is niet goed voorstelbaar dat verzoekers, als medegebruikers van die woning, de grote hoeveelheid drugs daar niet hebben zien liggen. Daar komt bij de zoon/broer, gelet op het grote aantal transacties, met hoge regelmaat telefonisch contact moet hebben gehad met klanten en regelmatig met de auto weg is gegaan. De zoon/broer van verzoekers had in deze periode geen werk, dus de vele (korte) telefoongesprekken en autoritten moeten toch zijn opgevallen. Verzoekers werken allebei niet en zijn dus veel thuis. De voorzieningenrechter kan zich vinden in het standpunt van de burgemeester dat in redelijkheid aan verzoekers het verwijt kan worden gemaakt dat zij in de handelwijze van hun zoon/broer geen aanleiding hebben gezien voor toezicht en controle op de aanwezigheid van drugs in de woning.
9.4
TIWOS heeft in de zienswijze aangegeven dat zij overgaat tot ontbinding van de huurovereenkomst indien de woning wordt gesloten. Bij een tijdelijke sluiting van de woning door de burgemeester dreigen verzoekers dus hun woning permanent kwijt te raken. De burgemeester heeft hierover opgemerkt dat TIWOS en de kantonrechter hierin hun eigen afweging maken. Als de huurovereenkomst met verzoeker wordt opgezegd, wil dat bovendien nog niet meteen zeggen dat verzoekers allebei automatisch ook bij de andere woningbouwverenigingen in [plaats] op de zwarte lijst komen te staan. De gemeente [plaats] heeft een maatwerkcommissie waar inwoners in een kwetsbare (gezondheids-)situatie een beroep op kunnen doen.
9.5
Daarnaast hebben verzoekers niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd dat zij geen vervangende woonruimte hebben kunnen vinden. Een sluiting voor de duur van één maand is een relatief korte sluiting bij het aantreffen van harddrugs. Het is niet uitgesloten dat zij bij vrienden of familie kunnen verblijven tijdens deze periode, zeker ook om dat zij als vader en volwassen dochter niet op dezelfde plek hoeven te verblijven. Verder zouden zij op zoek kunnen gaan naar een vakantiewoning en bestaat de optie voor verzoekers om zich te wenden tot Traverse (dak- en thuisloze opvang). Verzoekers hebben niet aangevoerd dat zij geen financiële middelen hebben om een dergelijke woonruimte voor de duur van één maand te betalen.
9.6
Ten slotte is niet gebleken dat verzoekers een dusdanig bijzondere binding hebben met de woning, dat zij niet elders kunnen verblijven. Het jarenlang verblijven in een woning levert geen bijzondere binding met de woning op zoals hier wordt bedoeld. Verder maken de gezondheidsklachten van verzoekers niet dat de sluiting onevenwichtig is. Uit het door verzoekster overgelegde medische verslag blijkt niet dat zij gebonden is aan de woning gelet op haar fysieke en mentale problemen en hierdoor niet (tijdelijk) in een andere woning zou kunnen verblijven. De gezondheidsklachten van verzoeker zijn niet geconcretiseerd en met objectieve en verifieerbare stukken onderbouwd.
9.7
De voorzieningenrechter is, gelet op bovenstaande, vooralsnog van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de woning te sluiten voor de duur van één maand.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst en de woning kan worden gesloten voor de duur van één maand. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier, op 10 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:4, tweede lid,
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden om een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 13b, eerste lid
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Cocaïne staat op lijst I.
Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:
- drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of;
- ( een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn;
is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.

Voetnoten

1.Paragraaf 2 van de Aanwijzing Opiumwet.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.