ECLI:NL:RBZWB:2024:6902

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 22/5046
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de afwijzing van proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke later werd vernietigd, maar het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding werd afgewezen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat er geen bewijs was dat de belanghebbende bezig was met laden of lossen op het moment van de overtreding. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van een onrechtmatigheid aan de zijde van de heffingsambtenaar, waardoor de afwijzing van de proceskostenvergoeding terecht was. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat er geen recht op proceskostenvergoeding in bezwaar is en het griffierecht niet wordt teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5046

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema bezwaartegenverkeersboetes.nl),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 oktober 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [nummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Het verzoek van belanghebbende om een kostenvergoeding toe te kennen heeft de heffingsambtenaar afgewezen.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar de proceskostenvergoeding in bezwaar terecht heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt dit geschil in beroep aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
De naheffingsaanslag is opgelegd, omdat de auto met [kentekennummer] op 8 augustus 2022 om 10:18 uur stil stond aan de [straat] te [plaats] . Op basis van het bezwaar, de aanvullende verklaring van belanghebbende en de hoorzitting is volgens de heffingsambtenaar aannemelijk geworden dat belanghebbende bezig was met het laden en/of lossen van goederen. De heffingsambtenaar heeft om die reden de naheffingsaanslag vernietigd.
Heeft de heffingsambtenaar het verzoek tot proceskostenvergoeding in bezwaar terecht afgewezen?
3. Artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten in de bezwaarfase, indien het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Belanghebbende stelt dat de door het scanvoertuig gemaakte foto’s aanleiding geven tot nadere controle, omdat op de foto’s activiteit rondom het voertuig te zien is. Uit de foto’s die de heffingsambtenaar bij het verweerschrift heeft gevoegd is echter geen activiteit waarneembaar die op laden en lossen duidt. De enkele aanwezigheid van een persoon in de deuropening is daartoe onvoldoende. Bovendien staat deze persoon in de deuropening van [huisnummer 1] , terwijl belanghebbende aangeeft dat zij een tafel naar haar woning op [huisnummer 2] heeft gebracht.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar op het moment van de oplegging van de naheffingsaanslag terecht ervan uit is gegaan dat er geen sprake was van laden of lossen. Op basis van de op dat moment beschikbare gegevens is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Het besluit is herroepen op basis van gegevens die voor het eerst onder de aandacht van de heffingsambtenaar kwamen, nadat belanghebbende bezwaar had gemaakt, aanvullende informatie had verstrekt en was gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus geen sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. De heffingsambtenaar heeft het verzoek om een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase dan ook terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat belanghebbende geen proceskostenvergoeding in bezwaar krijgt. Belanghebbende krijgt daarom ook het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding in beroep bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 10 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.