ECLI:NL:RBZWB:2024:6897

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
24/904
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen projectplan op grond van de Waterwet

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een vrijwilligersorganisatie, en het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder van 19 juli 2023, die betrekking had op de vaststelling van een projectplan voor de herinrichting van een locatie in de gemeente Hulst, met als doel het verbeteren van het watersysteem in de polder. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het projectbesluit, zoals vereist volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:13 van de Awb een belanghebbende pas beroep kan instellen nadat bezwaar is gemaakt. Eiseres heeft weliswaar aangevoerd dat het voor haar onmogelijk was om alle besluiten te screenen, maar de rechtbank oordeelt dat zij redelijkerwijs verweten kan worden dat zij geen bezwaar heeft ingediend. De rechtbank wijst erop dat eiseres op de hoogte had kunnen zijn van de mogelijkheid om bezwaar te maken, aangezien verweerder de vaststelling van het projectplan op 19 juli 2023 heeft bekendgemaakt in het Waterschapsblad, met een bezwaartermijn tot 30 augustus 2023.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 oktober 2024. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres.

en

Het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder van 19 juli 2023 (bestreden besluit) over de vaststelling van het projectplan ‘ [naam projectplan] ’.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verweerder wil de [locatie] in de gemeente Hulst herinrichten om het watersysteem in de polder te verbeteren. De [locatie] ligt ten oosten van [plaats 2] en wordt aan de noordzijde begrensd door de zeedijk langs de [naam monding] en aan de zuidzijde door [dijk 1] en [dijk 2] . Ten behoeve van de herinrichting heeft verweerder op 6 juli 2023 een maatregelenpakket vastgesteld in de vorm van een projectplan op grond van artikel 5.4 van de Waterwet. Verweerder heeft dat besluit voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van het projectplan.
2. Uit de Awb volgt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep in kan stellen bij de rechtbank. [1] Uit dezelfde wet blijkt dat dit pas mogelijk is, nadat bezwaar is gemaakt tegen het besluit. [2] Op grond van artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen het projectbesluit. Eiseres heeft bij brief van 19 augustus 2024 desgevraagd toegelicht waarom niet eerst bezwaar is gemaakt tegen het projectbesluit. Het is voor eiseres – als vrijwilligersorganisatie – onmogelijk om alle besluiten waar erfgoed in het geding kan zijn te screenen op belangen en termijnen. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat het in sommige gevallen mogelijk is om haar belangen rechtstreeks bij de rechtbank te verdedigen. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft eiseres verwezen naar recente jurisprudentie. Eiseres heeft daaraan toegevoegd dat zij wel tijdig bezwaar heeft aangetekend tegen de partiële herziening van het bestemmingsplan. Tussen die herziening en het bestreden besluit bestaat een samenhang, omdat die allebei zien op een beoogde agrarische bestemming op een plaats met kreekrestanten.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het projectplan. Omdat eiseres geen bezwaar heeft ingediend bij verweerder, staat er gelet op artikel 6:13 van de Awb ook geen beroepsmogelijkheid voor haar open bij de rechter. Naar het oordeel van de rechtbank kan – gelet op het hierna volgende – redelijkerwijs aan eiseres worden verweten dat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het projectplan. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat verweerder op 19 juli 2023 kennis heeft gegeven van de vaststelling van het projectplan in het Waterschapsblad. In die kennisgeving staat ook dat tot en met 30 augustus 2023 bezwaar kon worden gemaakt tegen dat besluit. Gelet daarop had eiseres tijdig op de hoogte kunnen zijn van de vaststelling van het projectplan en de bezwaarmogelijkheid. Dat eiseres de bekendmaking niet heeft gezien en daarom geen bezwaar heeft gemaakt, dient voor haar rekening en risico te komen. [3] Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiseres om ervoor te zorgen dat zij op de hoogte is van relevante kennisgevingen. Deze wijze van (digitale) kennisgeving van besluiten bestaat al langere tijd en eiseres had een notificatie kunnen instellen. Naar het oordeel van de rechtbank kan artikel 6:13 van de Awb ook aan eiseres worden tegengeworpen. Uit recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [4] – waar eiseres zich op beroept – kan worden afgeleid dat artikel 6:13 van de Awb niet aan belanghebbenden kan worden tegengeworpen in omgevingsrechtelijke zaken waarin de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd. [5] Die jurisprudentie is naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing op het projectbesluit, omdat die niet is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Dat eiseres wel tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van het bestemmingsplan, maakt niet dat het beroep tegen het projectplan ontvankelijk moet worden geacht. Een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening [6] en een besluit tot vaststelling van een projectplan op grond van de Waterwet zijn twee los van elkaar staande besluiten en tegen ieder van die besluiten staat afzonderlijk de mogelijkheid open om daartegen bezwaar dan wel beroep in te stellen.
5. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 10 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:1 van de Awb.
2.Artikel 7:1 van de Awb.
3.ABRvS 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:380, r.o. 7.3.
4.ABRvS 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, r.o. 4.4.
5.Zaken over besluiten op grond van de Waterwet worden als omgevingsrechtelijke zaken beschouwd (zie ABRvS, 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, r.o. 4.9).
6.Onder het huidig recht: het wijzigen van het Omgevingsplan op grond van de Omgevingswet.