ECLI:NL:RBZWB:2024:6894

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
02-196357-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verlengde uitvoer van verdovende middelen en het in voorraad hebben van ketamine zonder registratie

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitvoeren van verdovende middelen, waaronder MDMA, cocaïne en LSD, en het in voorraad hebben van ketamine zonder registratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 en 20 december 2022 betrokken was bij de verzending van pakketten met verboden middelen naar het buitenland. Tijdens de zitting op 26 september 2024 heeft de officier van justitie, mr. J. Verschuren, de beschuldigingen toegelicht, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van de uitvoer van ongeveer 24,1 gram cocaïne, 713 pillen MDMA, 494,40 gram MDMA, 500 LSD-zegels en het in voorraad hebben van 495,80 gram ketamine zonder registratie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/196357-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. Houweling, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: samen met een ander ongeveer 24 gram cocaïne, 713 pillen MDMA en 2,5 kg MDMA en 500 LSD-zegels heeft uitgevoerd of in elk geval aanwezig heeft gehad;
Feit 2: zonder registratie ongeveer 500 gram ketamine heeft uitgevoerd of in elk geval heeft afgeleverd en/of in voorraad heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft gepleegd: het vervoeren, zij het dat verdachte een kleinere hoeveelheid drugs heeft vervoerd dan ten laste is gelegd en hij dus partieel vrijspraak vordert. De officier van justitie acht de verlengde uitvoer niet bewezen. Wel acht hij wettig en overtuigend bewezen (feit 2) dat verdachte opzettelijk ketamine in voorraad heeft gehad, zonder dat hij daar een registratie voor had.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair voert de verdediging aan dat geen sprake is van voorwaardelijk opzet op de uitvoer van harddrugs en Ketamine.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 19 en 20 december 2022 pakketten naar de bloemenwinkel in [plaats] heeft gebracht ter verzending naar het buitenland. Een medewerkster van de bloemenwinkel opent één van de pakketten, omdat zij argwaan heeft (pakket 1). In dat pakket, waarop een sticker zit geplakt met een afleveradres in Italië blijken 24,1 gram cocaïne, 713 pillen MDMA, 494,40 gram MDMA, 495,80 gram ketamine en 500 LSD-zegels te zitten.
Pakket 2
Net als de officier van justitie oordeelt de rechtbank ten aanzien van de inhoud van pakket 2 dat niet kan worden vastgesteld dat er verdovende middelen in dat pakket hebben gezeten. De inhoud van pakket 2 is niet door het Nederlands Forensisch Instituut getest en ook biedt het dossier geen aanknopingspunten dat de inhoud van pakket 2 verboden middelen betrof. Dit maakt dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte 1.927,80 gram MDMA heeft uitgevoerd, dan wel vervoerd. De rechtbank zal verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Pakket 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte van een zekere ‘Pringles’ berichten kreeg via Snapchat met daarin een afhaallocatie voor het pakket dat ter verzending diende te worden opgehaald en aangeboden. Volgens verdachte kende hij de opdrachtgever niet. De afhaallocatie was volgens de verklaring van verdachte midden in de polder, bijvoorbeeld naast een boom of een steen. Verdachte kreeg vervolgens € 10,- voor het wegbrengen van het pakket en moest de Snapchatberichten verwijderen. Naar eigen zeggen interesseerde het verdachte niet wat er in het pakket zat en heeft hij daar ook nooit naar gekeken. Gelet op deze feiten en omstandigheden bestond er een aanmerkelijke kans dat zich in het pakket verboden middelen bevonden en heeft verdachte deze kans bewust aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten minste voorwaardelijk opzet heeft gehad op de aanwezigheid van verdovende middelen in het pakket.
De verlengde uitvoer van verdovende middelen
Volgens artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet dient onder ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ van verdovende middelen, mede te worden verstaan ‘het met bestemming naar het buitenland vervoeren’. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bedoeling had om de verdovende middelen in pakket 1 naar het buitenland te sturen. Verdachte heeft het pakket opgehaald en naar een pakketpunt gebracht en het aldaar ter verzending aangeboden. Op het pakket zat een duidelijk zichtbaar verzendlabel met een afleveradres in Italië. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat het pakket dat hij ter verzending aanbood naar het buitenland zou worden verzonden. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte voornemens was om de verdovende middelen buiten het grondgebied van Nederland te brengen en dat sprake is van (verlengde) uitvoer in de zin van de Opiumwet.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verdovende middelen tezamen en in vereniging heeft willen uitvoeren naar het buitenland. Verdachte ontving berichten via Snapchat met de vraag of hij een pakket wilde wegbrengen. Verdachte kreeg de afhaallocatie van het pakket en bracht het pakket naar het pakketpunt. In of tussen de verpakking van het pakket zat, aldus verdachte, geld bestemd voor hem voor het wegbrengen van het pakket. Een en ander wijst op een nauwe en bewuste samenwerking die gericht was op de uitvoer van de drugs, waarbij verdachte en (een) onbekend gebleven dader(s) aan die uitvoer een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Dat op de telefoon van verdachte niets belastends is aangetroffen, doet daar niet aan af en past bij zijn verklaring dat hem was medegedeeld de berichten te wissen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan.
Feit 2
Voor wat betreft het zonder registratie in voorraad hebben van ketamine overweegt de rechtbank als volgt. De ketamine zat samen met de verdovende middelen in een pakket. Omdat hiervoor is overwogen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de aanwezigheid van verdovende middelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook opzettelijk 495,80 gram ketamine, zonder registratie, op voorraad heeft gehad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 19 december 2022 tot en met 20 december 2022 te [plaats] , [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 24,1 gram cocaïne en meerdere, handelshoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA (in totaal 713 pillen en 494 gram), en 500 LSD zegels, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
in de periode van 19 december 2022 tot en met 20 december 2022 te [plaats] , [gemeente] , opzettelijk, zonder registratie, een hoeveelheid van 495,8 gram ketamine, in voorraad heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair wordt verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om alsnog een reclasseringsrapport over verdachte op te laten stellen. Meer subsidiair voert de verdediging aan dat kan worden volstaan met een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 850,5 gram MDMA (deels in de vorm van pillen), 24 gram cocaïne en 500 LSD-zegels. Tevens heeft verdachte bijna 500 gram ketamine zonder registratie in voorraad gehad. Door de uitvoer van harddrugs naar het buitenland wordt de internationale handel in verdovende middelen in stand gehouden. De uitvoerders van die verdovende middelen dienen mede verantwoordelijk te worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is van belang dat harddrugs stoffen bevatten die verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, waardoor de boven- en onderwereld steeds meer met elkaar vermengd raken. Bovendien is de handel in harddrugs regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. Verdachte heeft zich om deze gevolgen kennelijk niet bekommerd en heeft geen verantwoordelijkheid willen nemen voor het bewezenverklaarde feit.
Voorgaande is ook de reden dat er op het vervoeren, het buiten het grondgebied van Nederland brengen en het in voorraad hebben van harddrugs en ketamine zonder registratie zware straffen zijn gesteld. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank is daarom van oordeel dat alleen een gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de beperkte verstandelijke vermogens van verdachte en de hoge mate van beïnvloedbaarheid die daarmee in verband staat. Ook houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte. Uit verdachtes verklaring ter zitting is gebleken dat hij zich niet bewust is - en dat ook niet lijkt te willen zijn - van de ernst van zijn gedragingen. Verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en heeft geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank is er dan ook niet van overtuigd dat verdachte dusdanig is geschrokken van de strafrechtelijke consequenties die het gepleegde feit heeft, dat het bij een eenmalige misstap blijft. De rechtbank acht om die reden een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte zich weer met strafbare feiten inlaat.
Omdat door de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet zij geen noodzaak tot het alsnog laten opstellen van een reclasseringsrapport, te meer nu eerder tevergeefs door de reclassering is geprobeerd contact met verdachte op te nemen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht. Dat verzoek van de verdediging zal daarom worden afgewezen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 van de Opiumwet en artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk en mr. L. Willems, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 oktober 2024.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 december 2022 tot en met 20 december 2022 te [plaats] , [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, dan wel heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft gehad,
ongeveer 24,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of meerdere, althans een handelshoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA (in totaal 713 pillen en/of 2.422,7 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 500 LSD zegels, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of LSD (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 december 2022 tot en met 20 december 2022 te [plaats] , [gemeente] , in elk geval in Nederland, al dan niet opzettelijk, zonder registratie een hoeveelheid van 495,8 gram ketamine, althans een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en/of en/of heeft afgeleverd en/of heeft uitgevoerd of anderszins buiten Nederlands grondgebied heeft gebracht;
artikel 38 Geneesmiddelenwet
( art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet )