ECLI:NL:RBZWB:2024:6886

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
02-268890-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van grote hoeveelheden harddrugs en voorbereidingen voor hennepteelt

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder MDMA, cocaïne en 3-CMC, en aan het voorbereiden van een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Sneep. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 26 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. D.U. Colak, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die onder andere het aanwezig hebben van ongeveer 25 kilogram MDMA, 280 gram cocaïne en 87 gram 3-CMC omvatte, wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had in zijn woning voorbereidingen getroffen voor het kweken van hennep, met 252 hennepstekken aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de harddrugs in zijn woning, gezien de omstandigheden waaronder deze waren aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij dacht dat hij speelgoed voor een ander bewaarde, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als 'first offender' werd beschouwd. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen gelieerd aan de drugshandel uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/268890-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ( [land] )
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. D.U. Colak, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:
ongeveer 25 kilogram MDMA, 280 gram cocaïne en 87 gram 3-CMC heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad;
feit 2:
primair:stoffen en voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden heeft gehad en ruimten voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of moest vermoeden dat die stoffen, voorwerpen en ruimten bestemd waren voor de illegale hennepteelt;
subsidiair:ongeveer 252 hennepstekken aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging onder feit 1 genoemde harddrugs aanwezig heeft gehad. Zij baseert zich daarbij met name op de bevindingen van de politie met betrekking tot het binnentreden en doorzoeken van de woning van verdachte, alsmede op de gegevens uit zijn telefoons en de drugstests. De verklaring van verdachte acht zij allerminst geloofwaardig.
Gelet op de bevindingen van de politie en de bekennende verklaring van verdachte, is de officier van justitie van mening dat ook feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
In de visie van de verdediging kan voor wat betreft feit 1 enkel de wetenschap en daarmee het opzet van verdachte worden aangenomen voor de aanwezigheid van kleine hoeveelheden 3-CMC in zijn woning, nu hij deze drugs zelf gebruikte. De rechtbank kan voor dat deel in de tenlastelegging tot een bewezenverklaring komen.
Ten aanzien van het aanwezig hebben van de grotere hoeveelheden drugs, die kennelijk voor de handel waren bestemd, waaronder de cocaïne en de MDMA, geldt volgens de verdediging die wetenschap niet en dient verdachte voor dit deel in de tenlastelegging te worden vrijgesproken. In dit verband wordt gewezen op het geschetste scenario van verdachte, die heeft verklaard voor een andere persoon (‘ [naam] ’) tegen een vergoeding dozen met babyspullen voor de verkoop door die ander, in zijn woning te hebben bewaard. Verdachte heeft niet de wetenschap gehad dat zich in de dozen feitelijk geen babyspullen maar harddrugs bevonden. Verder is aangevoerd dat verdachte een huissleutel en de pincodes van zijn telefoons aan die andere persoon had verstrekt.
De verdediging is van mening dat feit 2 bewijsbaar is, omdat verdachte dit feit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de politie op 14 oktober 2023 in de woning en schuur/berging van verdachte aan [adres] te [plaats] ongeveer 25 kilogram MDMA-pillen, een blok cocaïne van ongeveer 280 gram en circa 87 gram 3-CMC heeft aangetroffen.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat een persoon die de enige of hoofdbewoner is van een woning
wetenschapheeft van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in zijn
machtssfeerbevinden, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit anders is. Niet is van belang aan wie de middelen toebehoorden.
Uit het dossier blijkt dat verdachte al ruim anderhalf jaar was ingeschreven op voormeld adres, daar alleen woonde en daar ook op de datum van de doorzoeking en zijn aanhouding aanwezig was. Daar komt bij dat de verdovende middelen door het hele huis en in de schuur verspreid lagen Ze waren niet verstopt. Ze bevonden zich evenmin in ruimtes of kasten die waren afgesloten. De cocaïne zat in een transparante sealbag in een openstaande Jumbo-bigshopper, welke tas direct zichtbaar was bij het openen van de deur van een inbouwkast op de eerste etage van de woning. Hetzelfde geldt voor een blauwe Albert Heijn tas die in dezelfde kast als het ware voor het grijpen lag. Daarin zaten zakken met groene en blauwe MDMA-pillen. Gripzakjes met 3-CMC zijn gevonden in/onder het bankstel in de woonkamer en in de inbouwkast van diezelfde ruimte. De grootste hoeveelheid 3-CMC zat in een koffer, die in voormelde kast stond met ook daarin een geldbedrag van € 1.355,-, van welk bedrag verdachte heeft gezegd dat dit van hem is. Bovendien heeft een politieagent in gesprek met verdachte gezien dat verdachte op enig moment iets van de salontafel pakte en in zijn hand verborg, wat later een gripzakje met 3-CMC bleek te zijn. In de schuur stuitte de politie op een doos met zakken groene, roze en blauwe MDMA-pillen, waarbij opvallend is dat de doos openstond en de zakken met inhoud duidelijk zichtbaar waren. Direct naast de doos, die op een foto in het dossier is afgebeeld, is een deel van de fiets van verdachte te zien. Verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in die ruimte kwam om zijn fiets te pakken. Hij zou dan ook die doos gezien moeten hebben. Verder zijn in de inbouwkasten een drietal weegschaaltjes, een sealapparaat en een heteluchtpistool gevonden. en daarnaast is er in tonnen drugs-residu aangetroffen, allemaal goederen die aan drugs (aan- of verkoop) gerelateerd kunnen worden.
In de iPhone van verdachte zijn notities over aan- en/of verkoop van 3-CMC gevonden en afbeeldingen van gekleurde pillen die wat betreft vorm en kleur overeenkomen met de MDMA-pillen uit de schuur. Verdachte bevond zich bovendien zelf in de drugsscene als gebruiker van drugs.
Al deze punten bij elkaar opgeteld, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de harddrugs en dat deze zich in zijn machtssfeer hebben bevonden. Het opzet op het feit is daarmee gegeven. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij speelgoed bewaarde voor een ander, niet aannemelijk, nu de drugs zichtbaar waren en er niet alleen dozen, maar bijvoorbeeld ook tonnen, weegschaaltjes, een sealapparaat en een heteluchtpistool in zijn woning zijn aangetroffen. Het is bovendien niet aannemelijk dat een ander de drugs die een behoorlijke handelswaarde vertegenwoordigen bij verdachte achterlaat in openstaande, niet afgesloten of afgeplakte dozen en tassen, terwijl verdachte daar niets vanaf zou weten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan feit 1 wettig en overtuigend worden bewezen.
feit 2:
Uit het dossier is gebleken dat in de woning van verdachte een nog niet in werking zijnde hennepkwekerij met de daarvoor bestemde apparatuur was ingericht en dat er dozen met in totaal 252 hennepstekken klaar stonden voor de illegale hennepteelt. Verdachte heeft bekend dat hij voor deze kwekerij zijn woning ter beschikking heeft gesteld in ruil voor een bedrag van € 5.000,-. De rechtbank acht daarom het primair tenlastegelegde, de voorbereidingshandelingen, wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:op 14 oktober 2023 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer (totaal) 25 kilogram van een materiaal bevattende MDMA en
ongeveer 280 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
ongeveer 87 gram van een materiaal bevattende 3-CMC,
zijnde MDMA en cocaïne en 3-CMC telkens een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I;
feit 2 primair:op 14 oktober 2023 te [plaats] voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten
252 hennepstekken en koolstoffilters en slakkenhuizen en schakelborden en
transformatoren en assimilatielampen en ventilatoren en een ruimte voorhanden heeft gehad, te weten zijn woning, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing in de tenlastelegging is in de twaalfde regel van het onder 1 tenlastegelegde het woord ‘amfetamine’ vermeld in plaats van het woord ‘cocaïne’, gezien de verwijzing naar de daarvoor genoemde drugs.
De rechtbank herstelt deze kennelijke vergissing en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor ook niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
42 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Zij heeft bij haar eis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de aanzienlijke hoeveelheid en waarde van de drugs en de persoonlijke omstandigheden van verdachte blijkens het meest recente reclasseringsrapport. Voorts is zij ervan uitgegaan dat de woning van verdachte kon worden beschouwd als een stashlocatie voor verschillende drugs.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een integrale bewezenverklaring primair een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen. Subsidiair is verzocht om bij wijze van surplus een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke straf met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Ten aanzien van de hoogte van de straf is gevraagd de beperkte rol van verdachte, als die van sukkelaar of pakezel, in aanmerking te nemen. Verder is benadrukt dat verdachte de afgelopen periode zijn best heeft gedaan om zijn leven op een andere, betere manier op de rit te krijgen. Om snel een baan te kunnen vinden heeft hij intussen in detentie meerdere cursussen gevolgd en certificaten behaald. Verdachte wil zich bewijzen en wenst daartoe een tweede kans te krijgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft diverse harddrugs, in grote hoeveelheden, in zijn woning aanwezig gehad, te weten MDMA-pillen, cocaïne en 3-CMC. Daarnaast heeft hij in zijn woning voorbereidingen getroffen voor het kweken van hennep. De kwekerij was al gebouwd en er waren al 252 hennepstekken in de woning aanwezig.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. De samenleving ondervindt schade door velerlei vormen van criminaliteit die worden teweeggebracht door de georganiseerde misdaad die achter de drugshandel schuilgaat. Bovendien leveren harddrugs zoals MDMA, cocaïne en 3-CMC voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op, vooral bij een langdurig gebruik daarvan. Deze drugs kunnen hun leven gaan beheersen en uiteindelijk hun leven vergooien. De samenleving ziet zich ook veelvuldig geconfronteerd met drugsverslaafden die op verschillende manieren overlast veroorzaken en vermogensdelicten plegen om hun verslaving te bekostigen.
Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij al deze nadelige gevolgen voor anderen. Naar eigen zeggen had hij “hard geld nodig” en heeft hij zich hierdoor klaarblijkelijk laten leiden en enkel aan zijn eigen financiële gewin gedacht.
Hij heeft slechts gedeeltelijk de verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen, nu hij zich met betrekking tot het bezit van de harddrugs naïef en onschuldig heeft voorgedaan en heeft geprobeerd de schuld geheel op een ander persoon te schuiven.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit het dossier niet blijkt van een (aan)sturende rol van verdachte, maar een relatief geringe positie binnen de drugswereld. De rechtbank gaat er op grond van het dossier van uit dat hij voor feit 1 is te bestempelen als iemand wiens woning fungeerde als opslagplaats of distributielocatie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van delicten uit de Opiumwet. In die zin is hij een ‘first offender’.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de reclasseringsrapporten die over verdachte zijn uitgebracht, met name die van 24 oktober 2023 en 12 september 2024. Daaruit volgt dat er bij verdachte problemen zijn op het gebied van financiën, dagbesteding, huisvesting en sociaal netwerk. Zo is er sprake van een schuldenlast en is hij door het plegen van de feiten zijn woning kwijtgeraakt. Tevens wordt beschreven dat verdachte cannabis gebruikt, moeite heeft om (praktische) zaken te overzien en een pro-criminele houding vertoont. Blijkens het rapport van september schat de reclassering het recidiverisico inmiddels in als gemiddeld.
Zij adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering te Tilburg, deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden, het vinden van een dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontroles. Verdachte heeft bij de reclassering kenbaar gemaakt dat hij gemotiveerd is om zich aan deze bijzondere voorwaarden te houden en te werken aan een gezonde toekomst zonder justitiecontacten.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is die deels voorwaardelijk is. Zij heeft bij de op te leggen duur van die straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte uit het oogpunt van vergelding enige tijd in de penitentiaire inrichting zal moeten verblijven. Daarnaast acht zij het vooral van belang dat hij adequate hulpverlening krijgt aangeboden om de kans op recidive te verminderen en de nieuwe, positieve weg die hij wil inslaan verder vorm te kunnen geven. Aan het voorwaardelijk deel zullen daarom de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen die gelieerd kunnen worden aan drugs(handel) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen verdovende middelen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze middelen. Verder zijn deze middelen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 11a en 13a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:het voorhanden hebben van voorwerpen en ruimten waarvan hij weet dat zij bestemd zijn voor het plegen van een in artikel 11, derde lid of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gesteld feit.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch of persoonlijk zal melden bij
Reclassering Nederland, Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg, 088-8041505 en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de
gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden(CoVa) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke gedragsinterventie wordt gekozen. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald
werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbestedingmet een vaste structuur;
* dat verdachte meewerkt aan het
aflossen van zijn schuldenen het
treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan
controle van het gebruik van cannabis. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
* een telefoontoestel, merk Samsung, kleur zwart, IMEI: [code] , serienummer: [serienummer] , goednummer PL2000-2023263011-G2647208;
* een weegschaal, merk On Balance, kleur rood, goednummer PL2000-2023263011-G2647236;
* een weegschaal, merk On Balance, kleur zwart, goednummer PL2000-2023263011-G2647238;
* een weegschaal, merk On Balance, kleur zwart, goednummer PL2000-2023263011-G2647241;
* twee fusten/tonnen, kleur bruin, goednummer PL2000-2023263011-G2647445;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
* verdovende middelen, 11238 gram, kleur blauw, goednummer 2647205;
* verdovende middelen, MDMA, 4638 gram, kleur roze, goednummer 2647195;
* verdovende middelen, MDMA, kleur groen, goednummer 2647200;
* verdovende middelen, 59,6 gram, totale partij 61,3 gram, monster 1,53 gram afgehaald voor NFI, goednummer 2647209;
* verdovende middelen, 281,74 gram, totale partij 283,36 gram, monster 1,53 gram afgehaald voor NFI, kleur wit, positief getest op cocaïne met Trunarc, goednummer 2647212;
* 15 stuks verdovende middelen 24,42 gram, positief getest op 3-CMC met Trunarc, goednummer 2647207;
* 0,92 gram verdovende middelen, 3-CMC met Trunarc, totaalpartij = 1,83 gram - 0,91 gram monster, goednummer 2647116.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en
mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 oktober 2024.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.