Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.J. Naber;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 27 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een schorsingsverzoek van betrokkene, die gedwongen ontslagen dreigde te worden door de zorgverantwoordelijke. Betrokkene, geboren in 1962, had op 20 september 2024 een verzoekschrift ingediend om de beslissing van de zorgverantwoordelijke te schorsen, hangende de behandeling van een klacht die hij had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene op dat moment vrijwillig verbleef in een zorginstelling, maar dat zijn gedrag niet in overeenstemming was met de regels van de woonvoorziening. De zorgverantwoordelijke had betrokkene meerdere waarschuwingen gegeven en het gedwongen ontslag was op de juiste wijze aangezegd. De rechtbank oordeelde dat de benodigde zorg, die onderdeel is van de zorgmachtiging, kon worden gecontinueerd en dat er geen direct ernstig nadeel zou optreden als betrokkene gedwongen werd ontslagen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om te veronderstellen dat de zorgverantwoordelijke onjuist had beoordeeld en wees het schorsingsverzoek af. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.