ECLI:NL:RBZWB:2024:6862

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
02-700212-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1964, die momenteel verblijft in een kliniek. De rechtbank heeft de termijn van de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De beslissing volgde op een vordering van de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, die stelde dat de geestelijke stoornissen van de betrokkene, waaronder een waanstoornis en een neurocognitieve stoornis, nog steeds aanwezig zijn en dat er een hoog recidiverisico is bij beëindiging van de tbs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tijdig was ingediend en dat zij bevoegd was om deze te behandelen. De rechtbank heeft de adviezen van de kliniek in overweging genomen, waaruit bleek dat de betrokkene nog steeds ondersteuning nodig heeft en dat zijn behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij een verlenging van één jaar. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaard verlenging met twee jaar rechtvaardigden.

De betrokkene had ter zitting verklaard dat hij zijn best deed om uit de kliniek te komen en vroeg om een verlenging van de tbs met slechts één jaar. De rechtbank oordeelde echter dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs met twee jaar eisten. De rechtbank concludeerde dat de behandeling van de betrokkene nog niet afgerond was en dat de tbs noodzakelijk bleef voor zijn veiligheid en die van anderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02/700212-15
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedag] 1964
thans verblijvende in [de kliniek] (hierna: de kliniek)
[adres]
[betrokkene] wordt hierna aangeduid als betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met verpleging van overheidswege) met twee jaar te verlengen van 15 augustus 2024;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van 1 juli 2022 tot en met 1 april 2024;
- het verlengingsadvies van de kliniek van 30 juli 2024.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 20 september 2017 is aan betrokkene wegens brandstichting (met levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen) en poging tot brandstichting, de tbs met verpleging van overheidswege opgelegd.
Het gerechtshof heeft geconstateerd dat het gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e,
eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 2 oktober 2018 aangevangen.
De tbs is laatstelijk bij beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 september 2022 verlengd voor een termijn van twee jaren. Na hoger beroep is deze beslissing bevestigd door het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch bij beslissing van 16 februari 2023.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 25 september 2024 is de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.J. Sprey, advocaat te Amsterdam.
Voorts is de deskundige [behandelcoördinator] , gehoord.

3.Het advies van de kliniek

De kliniek heeft geadviseerd de tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar en heeft daartoe het volgende, kort samengevat, gesteld in haar advies.
In classificerende termen is er bij betrokkene een waanstoornis en een neurocognitieve stoornis (NAH) vastgesteld. Door NAH lijkt er sprake van een onvermogen om alledaagse levensactiviteiten te overzien. Dit zorgt in toenemende mate voor spanningen, waarbij werkelijkheidsvertekeningen optreden en uiteindelijk een paranoïde psychotische waanstoornis ontstaat. Betrokkene is er zelf van overtuigd dat er geen sprake is van psychiatrische problematiek en dat hij onterecht veroordeeld is. Ziektebesef of -inzicht ontbreekt.
Betrokkene is in december 2018 opgenomen in de kliniek en verblijft sinds februari 2023 op de intramurale behandelafdeling (behandeling 5), nadat er een impasse is ontstaan op de vorige afdeling. Daar was betrokkene ondanks weerstand tegen zijn verblijf in de tbs aanvankelijk gemotiveerd om deel te nemen aan (medicamenteuze) behandeling en ontstond een werkbare relatie, waardoor hij sinds mei 2021 dubbel begeleid verlof praktiseert. Gedurende zijn verblijf op deze afdeling raakte betrokkene echter in de ban van vermeende discriminatie en was hij van mening op de verkeerde afdeling te zitten, waardoor de samenwerking stroever verliep. Tevens is betrokkene mede vanwege de impasse op de afdeling overgeplaatst naar de huidige afdeling om mogelijk via een andere insteek tot samenwerking te komen. Ook hier laat betrokkene zien dat zijn problematiek chronisch van aard is, maar is hij in samenwerking met het behandelteam en werkt hij naar vermogen mee aan de behandeling. Ook geeft hij meer inzage in zijn belevingswereld en houdt hij zich aan de afspraken en (verlof)voorwaarden. Op deze afdeling is meer het beeld naar voren gekomen van een welwillende, maar (neurocognitief) beperkte man waarbij zijn culturele achtergrond ook een belangrijke rol speelt. Betrokkene zal nog langdurig aangewezen blijven op (forensische) begeleiding, maar waar mogelijk binnen een lager beveiligingsniveau. Zijn uitstroomtraject is recent besproken in het Traject Expertise Team (TET) in de kliniek, waar is besloten om zo spoedig mogelijk te koersen op plaatsing in een FPA in [plaats] . Om toe te werken naar het beoogde uitstroomtraject en betrokkene te motiveren om de samenwerking aan te blijven gaan, heeft de kliniek alsnog enkel begeleid verlof aangevraagd. Wanneer spanningen bij hem blijven oplopen, ontstaat de kans op (nieuwe) waanvorming. Zonder extern kader wordt de kans hierop op termijn nog hoog ingeschat.
In het huidige verlofkader wordt het risico op recidive ingeschat als laag, maar in het geval dat het toezicht en de maatregel worden beëindigd, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog.
Op basis van bovenstaande en omdat de verwachting is dat het gehele traject nog minimaal twee jaar zal duren, adviseert de kliniek de tbs met dwangverpleging te verlengen met een termijn van twee jaar.
Ter zitting heeft de deskundige [behandelcoördinator] het verlengingsadvies bevestigd en daaraan nog het volgende toegevoegd. De afgelopen periode is een samenwerking ontwikkeld en dat gaat goed, maar dat houdt in dat betrokkene volledige ondersteuning geboden wordt. Dit gebeurt op een gestructureerde manier waarbij zijn cultuur ook aan bod komt. Hoewel betrokkene het niet altijd eens is met de behandelaars, ontstaat hier geen strijd meer over. Als er voldoende steun aanwezig is, gaat het prima. Dat maakt ook dat er gekeken wordt naar een stap verder voorwaarts naar een FPA, in dit geval in [plaats] . Er is nog geen definitief bericht of de aanmelding is geaccepteerd. Er zijn stappen mogelijk, maar betrokkene heeft sturing nodig. Op 14 augustus is enkel begeleid verlof goedgekeurd. Hij maakt dan ook stappen in de goede richting.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven. Aan de formele criteria voor verlenging van de tbs wordt voldaan. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de stoornis nog altijd aanwezig is en het recidiverisico hoog zal zijn bij het wegvallen van de huidige vorm van structuur en begeleiding.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat het goed met hem gaat en dat hij zijn best doet om weg te kunnen gaan uit de kliniek zodat hij zijn leven weer op kan gaan bouwen. Hij wenst dan ook dat de tbs-maatregel met één jaar in plaats van twee jaar wordt verlengd. Betrokkene is van mening dat hij voldoende handvatten heeft om goed te kunnen functioneren in het dagelijks leven na het beëindigen van de maatregel. Hij houdt zich in de kliniek bezig met sporten, werken en koken en hij heeft regelmatig contact met zijn familie. Ook zou hij graag op bezoek gaan bij zijn ouders en overige familieleden.
De verdediging heeft bepleit om de tbs-maatregel met één jaar te verlengen. Het gaat de goede kant op met betrokkene. In het tbs-traject breekt wel een onzekere fase aan. De kliniek is een uitstroomplan aan het vormgeven en betrokkene is aangemeld bij de FPA in [plaats] . Er wordt echter geen inschatting gedaan van de kans van slagen. Het is van belang dat de rechter meekijkt en over een jaar toetst hoe het ervoor staat. Daarbij kan bij verlenging van één jaar het opstellen van een Pro Justitia rapport mogelijk naar voren gehaald worden.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de tbs-maatregel is gelast. De vordering is tijdig ingediend, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vordering.
De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op het advies van de kliniek en de daarop ter zitting gegeven toelichting stelt de rechtbank vast dat de stoornis van de geestvermogens die destijds heeft geleid tot oplegging van de tbs-maatregel, te weten een waanstoornis en een neurocognitieve stoornis (NAH), nog steeds aanwezig is. Daarnaast is de rechtbank op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat sprake is van een hoog recidiverisico wanneer de tbs met verpleging van overheidswege op dit moment wordt beëindigd en het veiligheids- en behandelkader wegvalt.
De rechtbank stelt dan ook vast dat wordt voldaan aan het hiervoor genoemde wettelijke criterium.
Uitgangspunt is dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een termijn van één jaar, de tbs verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Uit het advies van de kliniek en de daarop ter zitting gegeven toelichting blijkt dat de verwachting is dat het traject zeker niet binnen één jaar gerealiseerd kan worden. De rechtbank ziet geen bijzondere omstandigheid in wat door de verdediging is aangevoerd, die maakt dat van dit uitgangspunt afgeweken dient te worden. De rechtbank is van oordeel dat er voortvarend gewerkt wordt aan de uitstroom van betrokkene en de rechtbank ziet geen reden om een vinger aan de pols te houden. Dat betrokkene nog niet is aangenomen bij de FPA in [plaats] maakt dit niet anders.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege wordt verlengd met twee jaar.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.B.H. van Overveld en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 oktober 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.