ECLI:NL:RBZWB:2024:6854

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
10855945 AZ VERZ 23-85 (H)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel en aanvulling van een eerdere beschikking in een arbeidsrechtelijke zaak met verzoeken van de werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van herstel- en aanvullingsverzoeken van de werknemer, aangeduid als [naam]. De werknemer heeft diverse verzoeken ingediend om de eerdere beschikking van de kantonrechter te Breda van 29 maart 2024 te herstellen en aan te vullen. De verzoeken omvatten onder andere het ontbreken van een oordeel over het UWV, de erkenning van de werknemer als gecertificeerd kerndeskundige, en het gebruik van een onjuiste partijnaam. De kantonrechter heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat herstel van kennelijke fouten mogelijk maakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de meeste verzoeken niet kwalificeerden als kennelijke fouten en heeft deze afgewezen. Echter, er werd wel een kennelijke fout geconstateerd met betrekking tot de partijnaam, wat leidde tot toewijzing van dat specifieke verzoek. De kantonrechter heeft de inhoud van de eerdere beschikking bevestigd, met uitzondering van de correctie van de partijnaam. De beslissing houdt in dat Brabantse Delta, de werkgever, wordt veroordeeld om de arbeidsovereenkomst te herstellen per 1 november 2023, of een andere datum in goede justitie te bepalen, en dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Brabantse Delta wordt vernietigd. De proceskosten worden ook aan Brabantse Delta opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10855945 AZ VERZ 23-85
beschikking d.d. 19 augustus 2024 op de herstel-/aanvullingsverzoeken
in de zaak
[naam] ,
wonende te [plaats] ,
verzoekster in de zaak van het verzoek, verweerster in de zaak van het tegenverzoek,
procederend in persoon,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Brabantse Delta,
statutair gevestigd te (4836 AA) Breda aan het adres Bouvignelaan 5,
verweerster in de zaak van het verzoek, verzoekster in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.P.G. van Roeyen, advocaat te Terneuzen.
Partijen zullen hierna “ [naam] ” en “Brabantse Delta” worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de beschikking van de kantonrechter te Breda van 29 maart 2024 met de daarin genoemde stukken;
b. het e-mailbericht van [naam] van 28 juni 2024 met één bijlage;
c. het e-mailbericht van Brabantse Delta van 18 juli 2024 met één bijlage.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
[naam] heeft bij voornoemd e-mailbericht verzocht om herstel en aanvulling van voormelde beschikking. Zij heeft daartoe, samengevat, aangevoerd dat:
1. er ten onrechte geen oordeel is gegeven over het handelen van het UWV en het UWV niet in de procedure is betrokken;
2. er ten onrechte niet in de beschikking is opgenomen dat [naam] gecertificeerd kerndeskundige is. [naam] is in de beschikking enkel als “deskundige werknemer” aangemerkt. Dit dekt niet de waarde van de functie en de zware eisen, waar [naam] aan heeft moeten voldoen om gecertificeerd kerndeskundige te worden;
3. er ten onrechte in de beschikking onder 2.8 en 3.2.1 is opgenomen dat Brabantse Delta heeft nagelaten bij het UWV te melden dat er een opzegverbod van toepassing is. Brabantse Delta is juist van mening dat geen sprake is van een opzegverbod en heeft dat dus bewust niet gemeld;
4. er ten onrechte niet in de beschikking is opgenomen dat ter mondelinge behandeling is gezegd dat een eventuele beroepsfout van de vorige gemachtigde van [naam] voor haar rekening en risico komt, terwijl zij daarom heeft verzocht;
5. er een onjuiste partijnaam is gebruikt onder 3.1;
6. er onder 3.1 en 3.2.3 geen verzoek wordt vermeld tegen het UWV, terwijl dit onder 3.6 wel wordt genoemd;
7. er in 3.2.3 ten onrechte wordt opgemerkt dat [naam] niet het vermoeden kan bewijzen dat de opzegging door Brabantse Delta verband hield met haar functie. Ook is de stelling van Brabantse Delta, dat [naam] naar behoren functioneerde, niet getoetst, zodat ook daar had moeten worden opgemerkt dat zij dat niet heeft bewezen;
8. de samenvatting onder 3.3.3 niet helemaal juist is, omdat ter mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat de werkgever bij een ontslagverbod naar de kantonrechter moet gaan en niet naar het UWV;
9. de samenvatting onder 3.6 niet juist is, omdat vaststaat dat het UWV geen ambtelijke toets heeft uitgevoerd;
10. er ten onrechte is opgemerkt onder 3.8 dat de herplaatsingsmogelijkheden niet zijn onderbouwd, nu ervoor gekozen is daar juist niet op in te gaan in de processtukken;
11. er onder 3.12 ten onrechte een vergelijking wordt gemaakt tussen de functie van [naam] en een OR-lid, omdat de verantwoordelijkheden niet vergelijkbaar zijn. Bovendien kan er pas ontslag volgen van een gecertificeerd kerndeskundige als de kantonrechter heeft gecontroleerd of de functie goed is belegd bij het bedrijf;
12. er onder 3.15 niet is opgenomen dat het UWV niet ambtshalve heeft getoetst;
13. er ten onrechte niets is opgenomen in de beschikking over het integriteitsonderzoek, terwijl daar wel over gesproken is op de mondelinge behandeling;
14. er ten onrechte op de mondelinge behandeling niet is nagegaan of Brabantse Delta rechtsgeldig was vertegenwoordigd, dan wel dat de andere waterschappen deugdelijk waren vertegenwoordigd. Bovendien is niet nagegaan ter mondelinge behandeling welke bevoegdheden de medewerkers van Brabantse Delta hadden. Dit is onterecht niet opgenomen in de beschikking.
2.2
Brabantse Delta is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de verzoeken van [naam] . Zij voert aan dat het UWV bij een procedure als de onderhavige geen partij is, zodat het UWV terecht niet is opgeroepen en er geen verzoeken ten opzichte van het UWV zijn opgenomen in de beschikking. Er is dus niet verzuimd op (onderdelen van) de verzoeken te beslissen, zodat er geen reden is de beschikking aan te vullen. Er is, behoudens hetgeen onder 5. is genoemd, geen sprake van kennelijke reken- of schrijffouten, zoals bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zodat er geen reden is voor herstel van de beschikking (buiten hetgeen onder 5. is genoemd).
2.3
De kantonrechter overweegt dat in artikel 31 lid 1 Rv (herstel van de beslissing) is bepaald dat een beslissing voor herstel in aanmerking komt indien sprake is van een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Volgens de Memorie van Toelichting bij artikel 31 Rv is het criterium dat het voor partijen en derden direct duidelijk moet zijn dat van een vergissing sprake is. Een beroep op artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (aanvulling van de beslissing) kan enkel worden gedaan, indien de rechter heeft verzuimd te beslissen op een onderdeel van het gevorderde of verzochte.
De verzochte aanvullingen en herstellingen met betrekking tot het UWV:
2.4
Met betrekking tot het verzoek tot aanvulling van de beschikking overweegt de kantonrechter dat zij in de onderhavige zaak niet heeft verzuimd te beslissen op één of meerdere onderde(e)l(en) van het verzochte. [naam] heeft bij verzoekschrift verzoeken ingesteld tegen Brabantse Delta en niet tegen het UVW. Dit volgt uit de tweede alinea van het verzoekschrift. Zij heeft er zelf voor gekozen het UWV niet in rechte te betrekken. Dit is ook een logische keuze, omdat uit artikel 7:682 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 7:681 lid 1 BW volgt dat de kantonrechter de opzegging door de werkgever beoordeelt en niet de beslissing van het UWV. De procedure is dan ook gericht tegen de werkgever en niet tegen het UWV. De kantonrechter is bovendien niet bevoegd om te oordelen over het handelen van het UWV.
2.5
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek onder 1. wordt afgewezen.
2.6
Voorts overweegt de kantonrechter dat uit artikel 287 lid 1 Rv jo. artikel 230 lid 1 onder e. Rv volgt dat in de beschikking enkel een oordeel hoeft te worden gegeven voor zover dit noodzakelijk is voor de beschikking. Het handelen van het UWV, dan wel het oordeel daarover, is voor de beslissing in deze zaak niet relevant, zodat dit niet in de beschikking is opgenomen. Buiten het feit dat dit niet kwalificeert als kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 Rv is dit terecht niet in de beschikking opgenomen, zodat ook de verzoeken onder 6., 9. en 12. worden afgewezen.
De overige verzochte herstellingen:
2.7
Met betrekking tot het verzochte herstel onder 2. overweegt de kantonrechter dat zij zich in de overwegingen heeft aangesloten bij de wettelijke terminologie (zie artikel 13 lid 1 en 14 van de Arbeidsomstandighedenwet). Dit volgt ook de laatste volzin van overweging 2.2 van de beschikking. Er is dus geen sprake van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 Rv, zodat dit verzoek wordt afgewezen. Bovendien doet de gehanteerde benaming niet af aan de wijze waarop [naam] haar functie vervulde, de stappen die zij heeft moeten zetten om die functie te bereiken en de waarde van haar functie binnen Brabantse Delta.
2.8
Met betrekking tot het verzochte herstel onder 3. overweegt de kantonrechter dat die overwegingen enkel feitelijke vaststellingen zijn, zonder dat er een oordeel over het handelen wordt gegeven. Tussen partijen staat vast dat zij in hun stukken bij het UWV niet hebben aangevinkt dat er een opzegverbod zou gelden (overweging 2.8) en volgens het standpunt van [naam] (overweging 3.2.1) was dit ten onrechte. Dit is dus geen kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 Rv, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
2.9
Met betrekking tot het verzochte herstel onder 4., 13. en 14. verwijst de kantonrechter naar hetgeen hiervoor onder 2.6 is overwogen. Deze punten waren voor de beoordeling van het geschil, voor zover daaraan is toegekomen in de beschikking, niet van belang, zodat deze niet in de beschikking zijn opgenomen. Daarbij zouden dit geen kennelijke fouten zijn als bedoeld in artikel 31 Rv. Ook deze verzoeken worden afgewezen.
2.1
In overweging 3.1 is onterecht de onjuiste partijnaam vermeld. Dit is een kennelijke fout als bedoeld in artikel 31 Rv, zodat het verzoek onder 5. wordt toegewezen.
2.11
Met betrekking tot het verzochte herstel onder 7. en 8. overweegt de kantonrechter dat dit enkel weergaves zijn van de standpunten van partijen. Hetgeen onder 3.2.3 is opgenomen heeft de gemachtigde van [naam] ter mondelinge behandeling aangegeven en Brabantse Delta heeft in haar reactie op de herstel- en aanvullingsverzoeken al aangegeven dat haar standpunten juist zijn weergegeven in de door [naam] aangehaalde passages. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat deze herstellingen niet kenbaar zouden zijn voor derden, zodat geen sprake is van kennelijke fouten als bedoeld in artikel 31 Rv. Ook deze verzoeken worden afgewezen.
2.12
De herstelverzoeken onder 10. en 11. zien op inhoudelijke beoordelingen, waar [naam] het niet mee eens is. Als zij hiertegen had willen opkomen, had zij in hoger beroep moeten gaan. Dit zijn in ieder geval geen kennelijke fouten als bedoeld in artikel 31 Rv, zodat ook deze verzoeken worden afgewezen.
2.13
Beslist wordt als volgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
volhardt bij de inhoud van de tussen partijen op 29 maart 2024 gewezen beschikking met bovenvermeld zaaknummer, met dien verstande dat de in overweging 3.1 opgenomen tekst als volgt dient te luiden:
“3.1 [naam] verzoekt, om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair Brabantse Delta te veroordelen de arbeidsovereenkomst tussen partijen te herstellen per 1 november 2023, dan wel een in goede justitie te bepalen datum;
- subsidiair de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Brabantse Delta te vernietigen;
- primair en subsidiair Brabantse Delta te veroordelen in de proceskosten.”
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 19 augustus 2024 wordt vermeld op de minuut van de beschikking van 29 maart 2024;
bepaalt dat de griffier deze beschikking hecht aan de minuut van de beschikking van
29 maart 2024 en van deze beschikkingen als één geheel afschrift respectievelijk grosse verstrekt;
wijst de overige herstelverzoeken af.
Deze beschikking is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
19 augustus 2024.