Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil en de beoordeling
3.De beslissing
29 maart 2024 en van deze beschikkingen als één geheel afschrift respectievelijk grosse verstrekt;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van herstel- en aanvullingsverzoeken van de werknemer, aangeduid als [naam]. De werknemer heeft diverse verzoeken ingediend om de eerdere beschikking van de kantonrechter te Breda van 29 maart 2024 te herstellen en aan te vullen. De verzoeken omvatten onder andere het ontbreken van een oordeel over het UWV, de erkenning van de werknemer als gecertificeerd kerndeskundige, en het gebruik van een onjuiste partijnaam. De kantonrechter heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat herstel van kennelijke fouten mogelijk maakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de meeste verzoeken niet kwalificeerden als kennelijke fouten en heeft deze afgewezen. Echter, er werd wel een kennelijke fout geconstateerd met betrekking tot de partijnaam, wat leidde tot toewijzing van dat specifieke verzoek. De kantonrechter heeft de inhoud van de eerdere beschikking bevestigd, met uitzondering van de correctie van de partijnaam. De beslissing houdt in dat Brabantse Delta, de werkgever, wordt veroordeeld om de arbeidsovereenkomst te herstellen per 1 november 2023, of een andere datum in goede justitie te bepalen, en dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Brabantse Delta wordt vernietigd. De proceskosten worden ook aan Brabantse Delta opgelegd.