Uitspraak
[bedrijf van eiser],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door Juristu Incasso Juristen B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. Eiser vordert een schadevergoeding van € 13.206,00, voortvloeiend uit een mondelinge overeenkomst van opdracht met gedaagde, die eiser zou hebben begeleid bij de aankoop van een onroerend goed. Eiser stelt dat gedaagde verantwoordelijk was voor het regelen van de financiering, maar dat deze niet tijdig rond kwam, wat heeft geleid tot schade. Gedaagde betwist echter dat er een overeenkomst met eiser in persoon is gesloten en stelt dat er geen schade is geleden, aangezien de kopers al een schadevergoeding aan eiser hebben betaald.
De kantonrechter heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. De rechter concludeert dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er een overeenkomst is gesloten tussen zijn eenmanszaak en gedaagde in persoon. De rechter wijst erop dat het gebruikelijk is dat de derde partij, die de financiering nodig heeft, de opdrachtgever is. Bovendien is er onvoldoende bewijs geleverd dat eiser een vorderingsrecht heeft op gedaagde. Ook de vordering tot schadevergoeding voor de bemiddeling van een opstalverzekering wordt afgewezen, omdat eiser geen bewijs heeft overgelegd dat deze overeenkomst bestaat.
Uiteindelijk leidt dit alles tot de conclusie dat de vordering van eiser wordt afgewezen en dat eiser als in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil worden begroot. Het vonnis is uitgesproken door mr. Tilman-Knoester op 28 augustus 2024.