ECLI:NL:RBZWB:2024:6851

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
10986138 CV EXPL 24-1279 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens onduidelijkheid over contractspartijen in overeenkomst van opdracht

In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door Juristu Incasso Juristen B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. Eiser vordert een schadevergoeding van € 13.206,00, voortvloeiend uit een mondelinge overeenkomst van opdracht met gedaagde, die eiser zou hebben begeleid bij de aankoop van een onroerend goed. Eiser stelt dat gedaagde verantwoordelijk was voor het regelen van de financiering, maar dat deze niet tijdig rond kwam, wat heeft geleid tot schade. Gedaagde betwist echter dat er een overeenkomst met eiser in persoon is gesloten en stelt dat er geen schade is geleden, aangezien de kopers al een schadevergoeding aan eiser hebben betaald.

De kantonrechter heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. De rechter concludeert dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er een overeenkomst is gesloten tussen zijn eenmanszaak en gedaagde in persoon. De rechter wijst erop dat het gebruikelijk is dat de derde partij, die de financiering nodig heeft, de opdrachtgever is. Bovendien is er onvoldoende bewijs geleverd dat eiser een vorderingsrecht heeft op gedaagde. Ook de vordering tot schadevergoeding voor de bemiddeling van een opstalverzekering wordt afgewezen, omdat eiser geen bewijs heeft overgelegd dat deze overeenkomst bestaat.

Uiteindelijk leidt dit alles tot de conclusie dat de vordering van eiser wordt afgewezen en dat eiser als in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil worden begroot. Het vonnis is uitgesproken door mr. Tilman-Knoester op 28 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10986138 CV EXPL 24-1279
vonnis d.d. 28 augustus 2024
inzake
[eiser]h.o.d.n.
[bedrijf van eiser],
wonende en kantoorhoudende te [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: Juristu Incasso Juristen B.V. te Heerhugowaard,
tegen
[gedaagde ],
wonende te [adres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde ] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 19 februari 2024 met producties;
b. de conclusie van antwoord van 23 april 2024;
c. de conclusie van repliek van 19 juni 2024 met één productie.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde ] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.206,00, te vermeerderen met rente en (buitengerechtelijke) kosten. [eiser] stelt dat met [gedaagde ] in persoon (en in vertrouwen) een mondelinge overeenkomst van opdracht is gesloten op grond waarvan [gedaagde ] [eiser] heeft begeleid bij de aankoop van een voormalige paardenstal om te verbouwen tot een gelijkvloerse woning. Om dit te bekostigen heeft [eiser] besloten zijn woning en zijn loods te verkopen. [gedaagde ] was onder andere verantwoordelijk voor het regelen van de financiering voor de koper van de loods. Volgens [gedaagde ] zou de financiering geen probleem zijn, maar richting de passeerdatum bleek de financiering niet rond te zijn. [eiser] heeft hierdoor schade ter hoogte van een bedrag van € 10.934,65 geleden, die [gedaagde ] dient te vergoeden. Hij heeft ook toegezegd de schade te vergoeden. Daarnaast is [gedaagde ] de opdracht van [eiser] om een opstalverzekering voor hem af te sluiten niet nagekomen. Ook daardoor heeft [eiser] schade geleden ter hoogte van een bedrag van € 2.271,35, die [gedaagde ] ook dient te vergoeden.
2.2
[gedaagde ] voert aan dat hij niet als natuurlijk persoon een overeenkomst heeft gesloten met [eiser] in persoon. Ook is er geen overeenkomst tussen de eenmanszaak van [eiser] en [gedaagde ] in persoon, dan wel één van de ondernemingen die hij vertegenwoordigt of vertegenwoordigde, gesloten. Er is dus niet overeengekomen dat [gedaagde ] [eiser] bij de aan- en verkoop van onroerend goed zou begeleiden en een opstalverzekering ten behoeve van [eiser] zou afsluiten. [gedaagde ] betwist vervolgens dat er schade is geleden door [eiser] , nu de kopers al schadevergoeding (10% van de koopsom) hebben betaald aan [eiser] .
2.3
Tussen partijen staat vast dat [eiser] in deze zaak handelt vanuit zijn eenmanszaak en dat hij [gedaagde ] in persoon heeft gedagvaard.
2.4
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde ] is dat de gestelde overeenkomsten niet met hem in persoon zijn gesloten en dat de overeenkomsten niet zijn gesloten met de eenmanszaak van [eiser] . [eiser] stelt dat mondelinge overeenkomsten van opdracht in vertrouwen zijn gesloten met [gedaagde ] in persoon. Er is niet over gesproken dat [gedaagde ] handelde vanuit zijn/een bedrijf.
2.5
De kantonrechter overweegt dat het grootste deel van de vordering ziet op schade, die zou zijn ontstaan doordat niet tijdig een financiering kon worden geregeld voor de aankoop van de loods door een derde van [eiser] . De kantonrechter is van oordeel dat, nu het bestaan van een overeenkomst tussen de eenmanszaak [eiser] en [gedaagde ] in persoon wordt betwist, aan de zijde van [eiser] onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van een overeenkomst tussen zijn eenmanszaak en [gedaagde ] in persoon. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
2.6
Allereerst is onvoldoende onderbouwd in hoeverre sprake kan zijn van een overeenkomst tussen (de eenmanszaak van) [eiser] en [gedaagde ] of één van de bedrijven die hij vertegenwoordigde. Het ging immers om het regelen van een financiering voor een derde. Gebruikelijk is dan dat die derde opdrachtgever is. Onvoldoende is dan ook onderbouwd dat [eiser] een vorderingsrecht heeft uit hoofde van een overeenkomst op [gedaagde ] . Daarnaast volgt uit het als productie 3 bij dagvaarding overgelegde e-mailbericht dat [eiser] met zijn privé e-mailadres communiceerde met een e-mailadres van [gedaagde ] , dat is gekoppeld aan de eenmanszaak van [gedaagde ] , zodat onvoldoende is onderbouwd dat de overeenkomst, als deze al zou zijn gesloten, is gesloten tussen de eenmanszaak van [eiser] ( [bedrijf van eiser] ) enerzijds en met [gedaagde ] in persoon anderzijds.
2.7
Vervolgens wordt schade gevorderd uit hoofde van een gestelde overeenkomst tot bemiddeling van een opstalverzekering ten behoeve van [eiser] . Ook het bestaan van deze overeenkomst wordt betwist door [gedaagde ] . [eiser] heeft geen stukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen, zodat onvoldoende is onderbouwd dat er een overeenkomst tussen partijen is gesloten.
2.8
Voor zover [eiser] daarnaast nog een beroep doet op een onrechtmatige daad overweegt de kantonrechter dat [eiser] de gestelde schade niet heeft onderbouwd. Er zijn geen stukken overgelegd die de door hem opgestelde facturen onderbouwen. Daarbij is er btw gerekend over de schadebedragen, terwijl er geen btw over schadebedragen kan worden gerekend. Bovendien heeft [eiser] het verweer van [gedaagde ] , dat de schade al door de koper is vergoed, niet weersproken.
2.9
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen.
2.1
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [gedaagde ] worden deze begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde ] begroot op nul.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.