ECLI:NL:RBZWB:2024:6844

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
02-013491-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld door minderjarige verdachte

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd ervan beschuldigd een mobiele telefoon van de aangever te hebben gestolen door middel van geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de diefstal met geweld, gebaseerd op de verklaringen van de aangever en een getuige, evenals de verklaring van de verdachte zelf. De verdediging betwistte echter de betrouwbaarheid van deze verklaringen en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuige als onbetrouwbaar beoordeeld, onder andere vanwege inconsistenties en het tijdsverloop tussen het feit en de verklaringen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte de dader was van de diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-013491-24
vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2024
in de strafzaak tegen de (ten tijde van het tenlastegelegde) minderjarige
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 24 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat dat verdachte door middel van geweld een mobiele telefoon van [aangever] heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal met geweld heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de verklaringen van aangever en [getuige] en de verklaring van verdachte dat hij aanwezig was op de plaats van het delict. De verklaring van verdachte dat hij is verward met een andere jongen, wordt niet ondersteund door ander bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit. Op basis van de verklaringen van aangever en [getuige] kan niet worden bewezen dat verdachte degene is geweest die het feit heeft gepleegd. De opgegeven signalementen stroken niet volledig met elkaar en met dat van verdachte. Verder zijn de verklaringen ongeveer twee weken na het feit afgelegd, waardoor aannemelijk is dat aangever en getuige daaraan voorafgaand met elkaar over het feit hebben gesproken. Daarnaast zijn de verklaringen op onderdelen strijdig met elkaar, bijvoorbeeld over het moment waarop [getuige] is weggegaan en wat zij heeft kunnen waarnemen. Verder heeft de moeder van aangever verklaard dat aangever veel vergeet en was er sprake van drugsgebruik wat de herinneringen heeft kunnen beïnvloeden. Naar het scenario van verdachte dat hij mogelijk is verward met een op hem lijkende vriend, is ondanks concrete aanwijzingen voor de identiteit van deze persoon, onvoldoende nader onderzoek verricht. Dit scenario kan daarom niet worden uitgesloten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier staat voor de rechtbank vast dat er op 11 november 2023 meerdere personen in een huisje bij [sportpark] te [plaats] aanwezig waren, onder wie [aangever] , [getuige] en verdachte. In of bij dit huisje heeft een incident heeft plaatsgevonden, waarbij een persoon de telefoon van aangever heeft weggenomen en daarbij geweld heeft gebruikt.
Aangever en [getuige] hebben beiden verklaard dat de persoon die hiervoor verantwoordelijk was, door anderen [voornaam verdachte] werd genoemd. Dit zou dus verdachte moeten zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij niets heeft gedaan en dat hij mogelijk is verward met een vriend van hem die op hem lijkt en ook aanwezig was, maar van wie hij de naam niet wil noemen.
Aangever en [getuige] hebben hun (eerste) verklaringen op respectievelijk 24 en 27 november 2023 afgelegd, dus ongeveer twee weken na het feit. De rechtbank acht de mogelijkheid dat dit tijdsverloop hun geheugen heeft beïnvloed, niet uitgesloten. Bovendien heeft aangever verklaard dat er sprake was van (hard)drugs gebruik (xtc) hetgeen ook van invloed kan zijn geweest op de waarneming en het geheugen. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever en [getuige] op essentiële onderdelen strijdig zijn met elkaar. Zo heeft aangever verklaard dat hij werd geslagen nadat [getuige] weg was gegaan, terwijl [getuige] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat aangever werd geslagen. Daarnaast heeft aangever verklaard dat het incident in het huisje heeft plaatsgevonden, terwijl [getuige] heeft verklaard dat het buiten het huisje was. Verder verklaren zij verschillend over het aantal personen dat bij het incident was. Het voorgaande betekent dat de rechtbank twijfels heeft over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en [getuige] en dat er dus behoedzaam met hun verklaringen moet worden omgaan. Zij denken alleen dat de dader “ [voornaam verdachte] ” werd genoemd maar er is geen objectieve bevestiging (bijv. fotoconfrontatie) dat dit klopt en dat hiermee “ [voornaam verdachte] ” verdachte is.
Tegenover de verklaringen van aangever en [getuige] staat het door verdachte geschetste scenario. Hoewel verdachte de identiteit van de door hem genoemde vriend niet heeft willen prijsgeven, bevat het dossier wel aanwijzingen voor zijn identiteit. De politie constateert dat de persoon die uit dit onderzoek naar voren komt qua huidskleur en haar op verdachte lijkt. Deze persoon is echter niet gehoord. Dit betekent dat hij niet heeft kunnen bevestigen of ontkrachten dat hij bij het incident is geweest en, zo ja, of verdachte al dan niet degene was die het feit heeft gepleegd.
Het dossier bevat zoals eerder aangegeven geen objectief bewijs dat de verklaring van ofwel aangever ofwel verdachte ondersteunt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangever en [getuige] onvoldoende basis vormen om tot de conclusie te kunnen komen dat verdachte degene is geweest die verantwoordelijk is voor de diefstal met geweld.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft begaan en zal hem dan ook van het feit vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 585,= voor het feit, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder ten laste gelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. P.W.G. de Beer en mr. M.A.H. Kempen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 oktober 2024.
Mr. Kempen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 november 2023 te [plaats]
een mobiele telefoon (Apple Iphone X) , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [aangever] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever]
meermalen te slaan en/of te stompen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )