In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, gemachtigd om de minderjarige onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen. De moeder van de minderjarige, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, gezien de naderende meerderjarigheid van de minderjarige.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die momenteel in een woongroep verblijft. Er zijn signalen van zelfbepalend gedrag en middelengebruik. De moeder is bezig met haar eigen behandeling en kan op dit moment niet voor de minderjarige zorgen. De kinderrechter heeft de noodzaak van verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd met verwijzingen naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, die de voorwaarden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing beschrijven.
De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd tot de meerderjarigheid van de minderjarige, met als doel haar ontwikkeling en welzijn te waarborgen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de situatie van de minderjarige zal blijven monitoren en dat er een zorgvuldige overdracht van hulpverlening zal plaatsvinden na haar achttiende verjaardag.