ECLI:NL:RBZWB:2024:6812

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
82-331851-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na ontslag van rechtsvervolging

In de ontnemingszaak tegen [betrokkene], geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2024 uitspraak gedaan. De officier van justitie had een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingediend ter hoogte van € 124.340,55, gebaseerd op een rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 juli 2022. Tijdens de zitting op dezelfde datum hebben zowel de officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. M.G.H. Schenk, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.S.E. Hinrichs, heeft primair verzocht om afwijzing van de vordering, subsidiair om de betalingsverplichting op nihil vast te stellen, en meer subsidiair om de vordering tot ontneming op een aanzienlijk lager bedrag vast te stellen.

De rechtbank heeft in haar oordeel overwogen dat betrokkene op 24 september 2024 door de meervoudige economische kamer is ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij niet strafbaar is verklaard voor het bewezen verklaarde feit. Dit ontslag van rechtsvervolging heeft directe gevolgen voor de vordering van de officier van justitie. Gelet op het feit dat de basis voor de vordering is komen te vervallen, heeft de rechtbank besloten de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen. De beslissing is genomen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, en de rechters mr. D.H. Hamburger en mr. R.T. Poort, in aanwezigheid van griffier mr. V. Bos, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 82/331851-22 (ontneming)
vonnis van de rechtbank d.d. 24 september 2024
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsvrouw mr. L.S.E. Hinrichs, advocaat te Rotterdam

1.De procedure

De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd ter hoogte van een bedrag van € 124.340,55.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.G.H. Schenk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Betrokkene is op 24 september 2024 door de meervoudige economische kamer ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte niet strafbaar is verklaard voor het bewezen verklaarde feit.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert om de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 123.340,55. Dit bedrag is gebaseerd op het rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 6 juli 2022 met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel. Verder vordert zij om de betalingsverplichting van verdachte op nihil te stellen.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt primair om de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af te wijzen, subsidiair om de betalingsverplichting op nihil vast te stellen en meer subsidiair om de vordering tot ontneming op een aanzienlijk lager bedrag vast te stellen.

4.Het oordeel van de rechtbank

Bij vonnis van heden in de hoofdzaak, is betrokkene ontslagen van alle rechtsvervolging voor het ten laste gelegde feit, waarop de officier van justitie de vordering heeft gebaseerd. Gelet hierop moet de vordering worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie d.d. 8 november 2023, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 september 2024.
Mr. C.H.W.M. Sterk en mr. R.T. Poort zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.