4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair: overtreding artikel 5a Wegenverkeerswet
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 5a WVW moet worden beoordeeld of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
( a) Schending verkeersregels
Niet ter discussie staat dat verdachte op 28 juli 2023 met zijn personenauto meerdere keren de wettelijk toegestane maximumsnelheid heeft overschreden op de A59 in de richting van Waalwijk (ter hoogte van Waspik) en vervolgens op de N261 (op de Midden Brabantweg) in de richting van Tilburg .
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet alleen de snelheidslimieten heeft overschreden, maar ook andere verkeersregels heeft geschonden. Zo blijkt uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat verdachte meerdere keren onvoldoende afstand hield tot zijn voorliggers, wat ertoe leidde dat hij op het laatste moment hard moest remmen of zelfs een noodremming moest maken om aanrijdingen met langzamer rijdende voertuigen te voorkomen. Hierbij werd de noodverlichting van zijn auto meermalen geactiveerd. Bovendien blijkt daaruit dat verdachte meerdere malen gevaarlijk heeft gemanoeuvreerd door met hoge snelheid van rijstrook te wisselen en daarbij andere voertuigen rakelings te passeren.
( b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Om vast te stellen of sprake is van zulk gedrag, dient niet slechts gekeken te worden naar een enkele overtreding, maar naar het geheel van gedragingen van verdachte, waarbij alle relevante omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Daarbij is het van belang te beoordelen in hoeverre verdachte rekening heeft gehouden met andere verkeersdeelnemers, aangezien de ernst van het gedrag grotendeels wordt bepaald door het gevaar dat dit voor anderen heeft opgeleverd.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de overschrijding van de maximum snelheid niet alleen herhaaldelijk, maar ook over een lange afstand heeft plaatsvonden en dat de snelheden aanzienlijk hoger waren dan de toegestane limieten.
Verdachte reed op de A59 gemiddeld 177,95 kilometer per uur over een afstand van 4350 meter, terwijl hier slechts 130 kilometer per uur was toegestaan. Vervolgens overschreed hij ook op de N261 diverse keren fors de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur. De rechtbank baseert dit onder andere op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Uit het voorgaande volgt dat verdachte gedurende een lange afstand herhaaldelijk en aaneengesloten meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels heeft geschonden. Daarbij valt op dat sommige overtredingen op zichzelf al zeer ernstig waren, zoals de forse overschrijdingen van de maximumsnelheid. Bovendien was er sprake van een opeenvolging van gevaarlijke verkeersovertredingen, zoals het onvoldoende afstand houden, het noodgedwongen hard moeten remmen en het roekeloos van rijstrook wisselen, terwijl andere weggebruikers op korte afstand werden gepasseerd.
Op basis van deze gedragingen is het duidelijk dat de rijstijl van verdachte niet alleen in strijd was met de verkeersregels, maar ook een aanzienlijk risico vormde voor andere weggebruikers. De rechtbank concludeert dat deze gedragingen gezamenlijk leiden tot een schending van verkeersregels in ernstige mate, wat duidt op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag zoals bedoeld in artikel 5a WVW.
( c) Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels.
De rechtbank oordeelt dat, gezien de samenhang van de gedragingen van de verdachte, sprake is van een opzettelijke en ernstige schending van de verkeersregels. De manier waarop de verdachte handelde, laat zien dat hij doelbewust heeft gekozen om de verkeersregels op een ernstige manier te schenden. Verdachte was vanaf het begin bewust van het feit dat hij de verkeersregels in ernstige mate overtrad en heeft ervoor gekozen om dit gedrag willens en wetens voort te zetten. Uit de verklaring van de verdachte tegenover de politie dat hij "op tijd thuis moest zijn" en “de auto wilde uitproberen, omdat hij er zelf aan gesleuteld had”, blijkt dat verdachte de gaspedaal welbewust tot de gemeten snelheden heeft ingetrapt en om die redenen ook de overige verkeersovertredingen heeft gepleegd, wat de conclusie ondersteunt dat zijn handelen opzettelijk was.
( d) Gevaar te duchten
Om vast te stellen of er gevaar voor lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, is het noodzakelijk dat er concrete situaties hebben plaatsgevonden waarin het voorzienbaar was dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar letsel zou kunnen ontstaan. Uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat dit het geval was.
Voornoemde verbalisanten constateerden immers dat er sprake was van verkeersdrukte op de weg en dat er meerdere voertuigen, waaronder ook vrachtverkeer, op de rijstroken aanwezig waren. Verdachte heeft zijn verkeersovertredingen bovendien begaan ter hoogte van een invoegstrook, een locatie waar vaak onverwachte rijstrookwisselingen plaatsvinden om ruimte te maken voor invoegend verkeer. Op zo’n plek is het voor andere weggebruikers moeilijk te anticiperen op een voertuig dat met een extreem hoge snelheid rijdt, zoals verdachte deed.
Een concreet voorbeeld hiervan is de situatie ter hoogte van het pretpark de Efteling, waar de verdachte met een zeer hoge snelheid op zijn voorligger afreed en daardoor gedwongen werd tot een noodremming om een ongeval te voorkomen. In deze situatie had de verdachte zelf ook geen mogelijkheid om uit te wijken vanwege het invoegend verkeer, waardoor een gevaarlijke situatie ontstond. Het voertuig van de verbalisanten gaf zelfs een waarschuwingssignaal van een mogelijk ongeval (via het pre-sens systeem van de Mercedes), wat aangeeft hoe dreigend de situatie was.
De rechtbank concludeert daarom dat er door de verkeersgedragingen van de verdachte een reële en concrete vrees voor één of meerdere verkeersongevallen met ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg was. Hiermee is voldaan aan het gevaarcriterium.
Conclusie
Verdachte heeft als bestuurder van een auto opzettelijk meerdere verkeersregels in ernstige geschonden en hij heeft zich zodanig op de weg gedragen dat hiervan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit daarmee wettig en overtuigend bewezen.