ECLI:NL:RBZWB:2024:681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
02/097679-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaar

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in een Forensisch Psychiatrisch Centrum verblijft. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen, toegewezen. De betrokkene, geboren in 1992, is eerder veroordeeld tot tbs vanwege beschadiging en mishandeling. De tbs-maatregel is op 28 januari 2022 ingegaan. Tijdens de zitting op 23 januari 2024 zijn zowel de officier van justitie als de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. De kliniek heeft geadviseerd de tbs-maatregel te verlengen, gezien de aanhoudende geestelijke problemen van de betrokkene, waaronder schizofrenie en een ernstige stoornis in cannabisgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ziekelijke stoornis nog steeds aanwezig is en dat er een hoog recidiverisico bestaat bij beëindiging van de tbs-maatregel. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen, waarbij is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/097679-21
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 6 februari 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992
thans verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum [de kliniek] (hierna: de kliniek)
[betrokkene] wordt hierna aangeduid als betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met verpleging van overheidswege) met twee jaar te verlengen d.d. 7 december 2023;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene van 18 augustus 2022 tot en met 1 oktober 2023;
- het verlengingsadvies van de kliniek van 20 november 2023.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 januari 2022 is betrokkene wegens beschadiging en mishandeling, meermalen gepleegd, veroordeeld tot tbs met verpleging van overheidswege.
De tbs-maatregel is op 28 januari 2022 aangevangen.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 23 januari 2024 is de officier van justitie mr. L.J. den Braber gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda.
Voorts is de deskundige de heer [naam] , behandelcoördinator in de kliniek, gehoord.

3.Het advies van de kliniek

De kliniek heeft geadviseerd de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende gesteld in haar advies.
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie, in combinatie met een ernstige stoornis in cannabisgebruik en andere middelen. Bij betrokkene is sprake van een gebrek aan ziektebesef en -inzicht, betrekkings- en benadelingswanen en achterdocht. Ook is sprake van het uitblijven van sociaal-emotionele wederkerigheid, een gebrek aan initiatief en een vlak affect. Tevens is sprake van een zeer slechte zelfzorg en is de zelfredzaamheid op het gebied van algemeen dagelijkse zaken van betrokkene zeer beperkt. Daarnaast is nauwelijks sprake van een sociaal netwerk.
Op 18 augustus 2022 werd betrokkene opgenomen op de opnameafdeling van de kliniek. Betrokkene stelde zich over het algemeen meewerkend, rustig en correct op ten aanzien van medepatiënten en het behandelteam. Hij nam beperkt deel aan groepsactiviteiten, assessment en behandelonderdelen vanwege gevoeligheid voor prikkels, hetgeen leidde tot een toename van onrust en psychotische belevingen. Op de afdeling heeft betrokkene enige tijd last gehad van opkomende woede, zonder dat hij kon vertellen wat hem boos maakte. Betrokkene werd in die periode tijdelijk geplaatst in de special care unit om minder last te hebben van de prikkels van de afdeling. Betrokkene krijgt ondersteuning bij het contact met zijn moeder en op het gebied van algemene dagelijkse levensverrichtingen. Ook is een curator aangesteld. Bij de start van de opname werd betrokkene ingesteld op antipsychotische medicatie. Dit bleek na enkele maanden een positief effect te bewerkstelligen wat betreft een afname van de psychotische ontregeling en het verbeteren van het gedragsmatig functioneren. Betrokkene is hierdoor recent meer in staat om te kunnen starten met onderdelen van zijn assessment (waaronder bijvoorbeeld de delictanalyse) en behandeling.
Indien de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege wordt beëindigd, wordt op basis van de risicotaxatie gesteld dat er sprake is van een hoog recidiverisico op agressie, gericht op goederen en personen. Binnen het huidige kader is er sprake van een hoge zorgintensiteit. Bij het wegvallen van dit kader, is de verwachting dat betrokkene onvoldoende in staat is om voor zichzelf te kunnen zorgen en dat hij behandeling en/of begeleiding zal afhouden met risico op het staken van de medicatie inname. Zonder antipsychotische medicatie is het aannemelijk dat de psychotische klachten weer terugkeren waardoor de veiligheid van anderen en betrokkene in het geding komen. Gezien de nog altijd aanwezige problematiek, het gegeven dat behandeling zich nog in de beginfase bevindt en het hoge risico op recidive in geval van beëindiging van de maatregel, wordt geadviseerd om de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen.
Ter zitting heeft de deskundige [naam] het verlengingsadvies bevestigd en daaraan het volgende toegevoegd. De delictanalyse is inmiddels afgerond en ook is betrokkene aangemeld bij de behandelafdeling. Daarnaast is betrokkene stabieler, is de zelfzorg beter aan het worden en neemt hij vaker deel aan het dagprogramma. Betrokkene wordt intensief gemonitord en indien het behandeltraject goed verloopt zal worden toegewerkt naar het aanvragen van verlof voor betrokkene.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen gebleven. Aan de formele criteria voor verlenging van de tbs wordt nog voldaan. Zij constateert dat betrokkene in de kliniek goede stappen zet. Tegelijkertijd wordt door de deskundige gerapporteerd dat bij het wegvallen van het kader de risico’s hoog zijn en het twijfelachtig is of betrokkene medicatietrouw blijft.
De verwachting is dat langdurige zorg en begeleiding nodig is om ervoor te zorgen dat betrokkene niet opnieuw de fout in gaat. Gelet hierop dient te tbs-maatregel te worden verlengd met twee jaar.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat sinds zijn verblijf in de kliniek het beter met hem gaat. Hij krijgt de juiste psychische hulp en medicatie en heeft hier baat bij. Hij volgt het dagprogramma en vindt het fijn om bezig te zijn binnen de kliniek.
Mocht de tbs-maatregel worden verlengd, dan heeft betrokkene de hoop dat het niet te lang duurt voordat hij verlof krijgt toegekend, zodat hij vooruitgang blijft boeken in zijn proces.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman is van oordeel dat de stabiliteit van de kliniek in combinatie met de medicatie zijn vruchten afwerpt voor betrokkene en hij het goed doet. De raadsman vertrouwt erop dat binnen het beschermde kader van de kliniek zal worden toegewerkt naar verlof, zodat aan betrokkene perspectief wordt geboden.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de tbs-maatregel is gelast. De vordering is tijdig ingediend, zodat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering.
De rechtbank stelt voorop dat de tbs-maatregel slechts kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van die maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Gelet op het advies van de kliniek en de daarop ter zitting gegeven toelichting stelt de rechtbank vast dat de ziekelijk stoornis van de geestvermogens die destijds heeft geleid tot oplegging van de tbs-maatregel nog steeds aanwezig is, te weten schizofrenie in combinatie met (ernstige) stoornis in cannabisgebruik en andere middelen. Indien de tbs-maatregel wordt beëindigd is sprake van een hoog risico op agressie, gericht op goederen en personen.
De rechtbank stelt dan ook vast dat wordt voldaan aan het hiervoor genoemde wettelijke criterium.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is met welke duur de maatregel moet worden verlengd. Duidelijk is geworden dat de problematiek bij betrokkene nog aanwezig is en dat de behandeling zich in een beginfase bevindt. Betrokkene doet binnen de kliniek goed zijn best en dit waardeert de rechtbank. Gelet op de stappen die betrokkene nog te zetten heeft in het kader van de behandeling, is de verwachting dat dit zeker niet binnen één jaar gerealiseerd kan worden. De rechtbank zal ten aanzien van de termijn van de verlenging dan ook het advies van de kliniek volgen en de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengen. Hierbij is ook voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

7.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege van betrokkene met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen
en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.B.H. van Overveld en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 februari 2024.
Mr. K. Verschueren is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.