Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking van mr. Tempel afgewezen. Het verzoeker, geboren in 1982, had op 1 oktober 2024 een wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van een verhoor op 27 september 2024. Verzoeker stelde dat de bewoordingen van de schriftelijke beslissing van de rechter niet overeenkwamen met de mondelinge beslissing en dat dit getuigde van vooringenomenheid. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de rechter op 27 september 2024 al een eindbeslissing had genomen. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend zolang de rechter nog betrokken is bij de behandeling van de zaak. Aangezien de rechter de zaak had beëindigd, was het verzoek niet-ontvankelijk. De wrakingskamer besloot om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden, omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.