Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het stilstaan op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Stalstraat te Goes op 23 maart 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De betrokkene voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat de straat waar haar auto stond volgens haar een rijbaan was. Ze stelde dat er zelden mensen lopen en dat er geen winkelend publiek is. De betrokkene had haar auto met alarmlichten aan voor twintig minuten geparkeerd om te laden en lossen.
De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de gedraging vast te stellen. De zittingsvertegenwoordiger had opgemerkt dat er geen gedraginggegevens in het dossier waren opgenomen en dat er geen foto’s van de gedraging beschikbaar waren. De kantonrechter volgde het standpunt van de zittingsvertegenwoordiger en concludeerde dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd werden vernietigd, en het bedrag dat de betrokkene als zekerheid had betaald, moest worden terugbetaald.