Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een locatie waar dat niet was toegestaan, specifiek op de Scheldekade te Terneuzen op 11 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M.J.M. Bergers, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 was de gemachtigde aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft het standpunt ingenomen dat het beroep gegrond verklaard moest worden. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat er geen E1-bord was waargenomen op de pleeglocatie. Bovendien stelde hij dat er een E4-bord aanwezig was, wat zou betekenen dat de eerdere bebording niet meer van toepassing was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden, aangezien er geen foto van de situatie in het dossier aanwezig was.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie moest worden terugbetaald. Daarnaast is er een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend aan betrokkene. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.