ECLI:NL:RBZWB:2024:6781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
10817152 - MB VERZ 23-451
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets. De gedraging werd geconstateerd door het RDW op 2 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 heeft betrokkene, bijgestaan door zijn achternicht, zijn standpunten toegelicht. Hij voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder zijn detentie op de pleegdatum van de overtreding. Betrokkene had na zijn detentie de motorvoertuigen geschorst, maar was in de veronderstelling dat zijn buurjongen de boete zou betalen. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om de boete te matigen tot € 100,-, gezien de omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de omstandigheden en de zorg van de achternicht voor betrokkene, besloot de kantonrechter de boete te matigen tot nihil. Het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, waarbij het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10817152 \ MB VERZ 23-451
CJIB-nummer : 1062 5422 5016 2002
uitspraakdatum : 5 augustus 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 augustus 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en zijn achternicht ( [naam] ) zijn ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd door het RDW Veendam, op 2 mei 2022 om 17:10 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt aanmaningen te hebben ontvangen, terwijl hij tijdig voldaan heeft aan de zekerheidstelling. Op de pleegdatum zat betrokkene in detentie. Het betrokken motorvoertuig komt niet op de openbare weg, maar maakt deel uit van een grote collectie bromfietsen en andere motorvoertuigen. Betrokkene heeft na zijn detentie een schorsing van drie jaar aangevraagd voor alle motorvoertuigen die in de collectie zitten. Betrokkene stelt dat het hem een hoop geld kost om de motorvoertuigen te verzekeren of te schorsen, maar kan het ergens ook wel begrijpen. Betrokkene verzoekt de boete kwijt te schelden of in ieder geval de verhogingen eraf te halen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij op 25 juni om 10 uur ’s ochtends uit detentie was gekomen en dat hij op 26 juni de motorvoertuigen allemaal drie jaar voorruit heeft geschorst. Op het moment van de constatering waren alle voertuigen van betrokkene geschorst, op één voertuig na. Hij dacht dat zijn buurjongen de boete voor hem zou betalen aangezien hij in detentie zat, maar uiteindelijk is de boete opgelopen tot € 1119,-.
Ter zitting heeft de achternicht van betrokkene aangegeven dat zij de administratie voor hem regelt. Toen betrokkene in detentie zat had hij ervoor gekozen om geen contact met haar de onderhouden en zij heeft daar gehoor aan gegeven. Zij kon het huis van betrokkene niet binnen, waardoor zij de post en de aanmaningen gemist heeft. Zij stelt dat betrokkene wel kan en wil betalen, maar dat er sprake zou zijn van een miscommunicatie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de sanctie te matigen tot € 100,-, omdat het hoge bedrag is ontstaan, doordat betrokkene te laat in beroep is gegaan. Beide verhogingen kunnen komen te vervallen. Gelet op wat betrokkene en zijn achternicht ter zitting aanvoeren, acht de zittingsvertegenwoordiger de termijnoverschrijding verschoonbaar. Uit RDW gegevens blijkt dat het voertuig vanaf 2019 tot 2 april 2022 was geschorst. Op 5 juni 2022 is het voertuig opnieuw voor drie jaar geschorst. Dat betekent dat het voertuig op het moment van constateren voor één maand niet geschorst was geweest. Betrokkene en zijn achternicht hebben aandacht besteed aan het opnieuw verzekeren van het voertuig. De zittingsvertegenwoordiger heeft er begrip voor dat het tijdig verzekeren van het voertuig in hun situatie er tussendoor is geglipt.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in wat betrokkene en zijn achternicht heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Het is duidelijk dat zijn veel jongere achternicht zich als een beschermengel over betrokkene ontfermt als hij haar toelaat. De kantonrechter spreekt daarvoor zijn waardering uit. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 1119,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: