ECLI:NL:RBZWB:2024:6770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
02-103910-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot afdreiging met smaad, oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2024, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van poging tot afdreiging met smaad. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zitting, waar de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die was gewijzigd volgens artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dreigen met de openbaarmaking van seksuele filmpjes van de aangever, tenzij er een geldbedrag van 25.000 euro werd betaald. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van het feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen uit het dossier.

De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en zijn motivatie om zijn leven weer op de rails te krijgen. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden geëist. De rechtbank besloot om deze eis te volgen en legde de verdachte een taakstraf van 240 uur op, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig moest maken aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/103910-23
vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.A.M. Dekkers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afdreiging met smaad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting. Zij vindt het medeplegen met een ander ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt op dat verdachte kan worden gezien als een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het bewezen verklaarde bekend en er is geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 27 september 2024;
- het ambtsedig proces-verbaal van aanvullend verhoor [aangever] van
14 april 2023, opgenomen op pagina 203-219 van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2023092704, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, districtsrecherche [district] , opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 237;
- het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [aangever] van
16 april 2023, opgenomen op pagina 220-224 van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2023092704, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, districtsrecherche [district] , opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 237;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2023, opgenomen op pagina 169-197 van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2023092704, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, districtsrecherche [district] , opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 237.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 april 2023 te [plaats] , [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, [aangever] te dwingen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag, dat aan die [aangever] toebehoorde, tegen voornoemde [aangever] meerdere dwingende en dreigende uitlatingen heeft gedaan (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, filmpjes van seksuele aard van die [aangever] openbaar zou maken als die [aangever] hem, verdachte, geen 25.000 euro zou betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert zij aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in het belang van verdachte, maar ook in het belang van de maatschappij, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Verzocht wordt aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan poging tot afdreiging. Hij heeft filmpjes van seksuele aard gemaakt waarop aangever op zijn kwetsbaarst te zien is. Vervolgens heeft hij van die kwetsbaarheid misbruik gemaakt, door aangever met die filmpjes te chanteren en te proberen er zelf nog een slaatje uit te slaan. De manier waarop verdachte geld heeft willen innen bij aangever is beneden alle peil.
Dat verdachte met zijn handelen veel te ver is gegaan, heeft verdachte op zitting volmondig erkend. Hij heeft op zitting een gedetailleerde verklaring afgelegd over de feitelijke gang van zaken en zichzelf daarbij niet gespaard. Het was een typische vorm van verslaafdencriminaliteit volgens verdachte. Een voor verdachte makkelijke manier om snel geld voor drugsaankoop te krijgen. Die verslaafdencriminaliteit blijkt ook uit het strafblad van verdachte. Hij is veelvuldig veroordeeld voor met name traditionele vermogensdelicten als diefstal.
De open en meewerkende houding op zitting weegt de rechtbank sterk mee in het voordeel van verdachte. Sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis voor dit feit heeft hij een positieve ontwikkeling doorgemaakt, waaraan ook de geboorte van een dochtertje begin maart van dit jaar heeft bijgedragen. Die positieve ontwikkeling blijkt ook uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 13 september 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek geneigd is om impulsief te handelen zonder oog te hebben voor de impact van zijn gedrag. Ook lijkt hij onvoldoende toegerust om emoties en spanningen adequaat te hanteren. Er is sprake van een langdurig verslavingsverleden waarin verdachte periodes van middelengebruik en abstinentie afwisselt. Onder invloed van middelen wordt de impulscontrole van verdachte verder verlaagd en laat hij een pro-criminele houding zien. Er is dan ook sprake van een overlap in de periodes van middelengebruik met de gepleegde feiten op het strafblad. Verdachte heeft echter sinds de start van zijn reclasseringstoezicht positieve stappen gemaakt op het gebied van financiën, huisvesting en de relatie met zijn gezin. Daarnaast stelt hij zich meewerkend op binnen zowel het toezicht als de geboden begeleiding van Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO). De ambulante behandeling bij de forensische verslavingszorg (FVZ) van Novadic-Kentron is afgebroken, maar verdachte zal daarvoor opnieuw worden aangemeld. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Interventies of toezicht worden niet nodig geacht. Verdachte heeft een goedlopend reclasseringstraject, waarin aanvullende voorwaarden niet nodig zijn. Er zijn contra-indicaties voor een gevangenisstraf. Dit zou het lopende reclasseringstoezicht, de begeleiding vanuit SMO en de pas verworven stabiliteit op het gebied van wonen doorkruisen.
Ook SMO heeft de rechtbank laten weten at verdachte een omslag heeft gemaakt. Hij is enorm gemotiveerd om zijn leven weer op de rails te krijgen, komt zijn afspraken na en is goed in contact.
Hoewel de ernst van het door verdachte gepleegde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, zal de rechtbank hiertoe niet besluiten. De rechtbank heeft oog voor de positieve ontwikkelingen die verdachte al geruime tijd maakt en zal deze niet doorkruisen. Daarom vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie in dit geval passend. Zij zal dan ook conform deze eis aan verdachte een taakstraf van 240 uur opleggen, met aftrek van voorarrest naar rato van 2 uur per dag die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal zij aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst bezig te houden met het plegen van strafbare feiten.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van poging tot afdreiging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. van Beelen, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-
van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 september 2024.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 14 april 2023 te [plaats] , [gemeente] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [aangever] te dwingen tot de afgifte van enig goed, te weten één of meerdere geldbedragen, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever] en/of aan een derde toebehoorde(n), en/of tot het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, tegen voornoemde [aangever] één of meerdere dwingende en/of dreigende uitlatingen heeft gedaan (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, één of meerdere filmpjes van seksuele aard van die [aangever] openbaar zou maken als die [aangever] hem, verdachte, geen 25.000 euro zou betalen, sturen, geven en/of zou doen
toekomen/overmaken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht )