Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 11 kilometer per uur te hard op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N253 te Sluis op 17 maart 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 5 augustus 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
Betrokkene voerde in zijn beroepschrift aan dat het voertuig ten tijde van de constatering van de overtreding was verkocht en dat de nieuwe eigenaar verantwoordelijk zou zijn voor de gedraging. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter aangetoond dat het voertuig nog steeds op naam van betrokkene stond volgens het Europese Kentekenregister. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter heeft ook geen aanleiding gezien om de boete te matigen, aangezien de betrokkene niet tijdig het voertuig op naam van de koper had overgeschreven.
De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de opgelegde boete blijft staan. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.