Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de officier van justitie op aan betrokkene terug te betalen het bedrag van
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 7 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de N290 Gentsevaart te Kapellebrug op 21 mei 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De betrokkene voerde aan dat het voertuig ten tijde van de overtreding was verhuurd en dat de huurder verantwoordelijk is voor de gedragingen met het voertuig. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de betrokkene niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze claim te onderbouwen, zoals een geldig huurcontract. Volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) wordt de boete opgelegd aan de kentekenhouder, tenzij de kentekenhouder kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk was voor de gedraging.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene niet heeft aangetoond dat de uitzondering van artikel 8 Wahv van toepassing was, waardoor de boete terecht aan hem was opgelegd. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de betrokkene recht had op terugbetaling van € 65,- dat hij te veel had betaald als zekerheidstelling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.