ECLI:NL:RBZWB:2024:6756
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 september 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een hoekwoning in [plaats 1], vastgesteld op € 511.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 450.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 behandeld, maar de belanghebbende en zijn gemachtigde zijn zonder kennisgeving niet verschenen.
De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde beoordeeld. De heffingsambtenaar verdedigde de waarde van € 511.000, ondersteund door een taxatierapport dat op 2 april 2024 door [taxateur 2] was opgemaakt. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen die door de heffingsambtenaar zijn gebruikt voor de waardebepaling voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in voldoende mate rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2023 niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.