ECLI:NL:RBZWB:2024:6755
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 september 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 443.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 420.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 behandeld, waarbij de belanghebbende en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde, die is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen, die zijn gebruikt ter onderbouwing van de WOZ-waarde, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen, en dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.