ECLI:NL:RBZWB:2024:6753
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 september 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning, vastgesteld op € 502.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde op de waardepeildatum € 470.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2024 behandeld, waarbij de belanghebbende en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de gebruikte referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat er adequaat rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.