ECLI:NL:RBZWB:2024:6751

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
02-019059-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en (poging) zware mishandeling wegens gebrek aan bewijs van opzet

Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en (poging) zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 17 januari 2024 geprobeerd zou hebben haar man, [slachtoffer], opzettelijk van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De verdachte had zich op de dag van het incident opgesloten in een schuur, terwijl haar man buiten was. Tijdens een confrontatie heeft de verdachte een mes gepakt en is er een steekincident ontstaan, waarbij de man een steekwond in zijn borst opliep. De verdachte heeft verklaard dat zij het mes had gepakt uit angst voor haar man, die haar had bedreigd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor opzet van de verdachte om de dood van haar man te veroorzaken. Er was onduidelijkheid over de precieze toedracht van het incident, en de verklaringen van zowel de verdachte als de man waren tegenstrijdig.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel poging tot doodslag als (poging) zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van opzet. De benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer], zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen voor de verdachte begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-019059-24
vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel die [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. Op 17 januari 2024 heeft verdachte zich opgesloten in de schuur bij haar woning te [plaats] . Haar man, [slachtoffer] , bevond zich op een gegeven moment buiten de schuur. De schuurdeur was niet voorzien van een raam en ging, vanuit de schuur gezien, naar buiten toe open met een draairichting naar rechts. Verdachte heeft op enig moment een mes gepakt en is achter de dichte schuurdeur gaan staan met het mes op borsthoogte in haar rechterhand en het lemmet naar voren gericht. Zij heeft vervolgens met haar linkerhand de schuurdeur van het slot gedraaid en de schuurdeur is daarna door een van beiden geopend. Vervolgens heeft [slachtoffer] op enig moment een steekwond in zijn borst opgelopen. Verdachte heeft daarna vanuit de woning 112 gebeld. Ter plaatse trof de politie [slachtoffer] liggend op de grond aan met een bebloed bovenlichaam. Verdachte zat op dat moment naast hem om de wond met een theedoek dicht te drukken. Zij heeft de politie vervolgens een bebloed mes overhandigd. Uit de geringe medische informatie volgt dat [slachtoffer] een steekwond van drie centimeter in zijn borst heeft opgelopen en een kleine verwonding ter hoogte van zijn sleutelbeen. Er is sprake van hart- en longletsel en naar aanleiding van de verwonding heeft er een openhartoperatie plaatsgevonden.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij sinds 15 januari 2024 ruzie had met [slachtoffer] waarbij over en weer fysiek geweld werd gebruikt. Op 17 januari 2024 werd verdachte opgesloten in de schuur. Op enig moment heeft [slachtoffer] de sleutel naar binnen gegooid, waarna verdachte zichzelf heeft opgesloten. [slachtoffer] heeft vervolgens gedreigd dat hij de deur zou intrappen als verdachte niet zou opendoen. Verdachte heeft verklaard dat zij bang was en het mes heeft gepakt om [slachtoffer] af te schrikken. Nadat zij het mes heeft gepakt heeft ze de schuurdeur van het slot gedraaid. [slachtoffer] heeft vervolgens de schuurdeur opengetrokken en is om de deur heen gestormd om de schuur binnen te gaan. Vervolgens riep hij dat hij was gestoken. Verdachte weet niet meer of zij haar hand waarmee zij het mes vasthield heeft bewogen of dat [slachtoffer] in het mes is gelopen. Wel heeft ze verklaard dat ze op dat moment nog op dezelfde plek stond als op het moment dat ze de deur van het slot draaide.
De verklaring van [slachtoffer]
heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet meer weet of hij de deur heeft opengetrokken of dat verdachte de deur heeft opengedaan. [slachtoffer] heeft geen mes gezien en niks gevoeld. Hij heeft verklaard dat toen hij daarna de woning binnen liep hij iets warms voelde lopen over zijn borst en dat hij zich toen pas realiseerde dat hij een steekwond had. Op de vraag hoe het steken is gegaan heeft hij geen antwoord willen geven.
Primair - poging tot doodslag?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag op [slachtoffer] . Daarvoor moet worden vastgesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt niet dat verdachte de bedoeling had om [slachtoffer] te doden. Van vol opzet op de dood van [slachtoffer] is dan ook geen sprake. Wel kan sprake zijn van voorwaardelijk opzet.
Van voorwaardelijk opzet is sprake als een verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het intreden van een bepaald gevolg, in dit geval de dood. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat een verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank kan op basis van de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] niet vaststellen wat er precies is gebeurd. Het is onduidelijk of het letsel van [slachtoffer] is ontstaan doordat verdachte een stekende beweging met het mes heeft gemaakt of op andere wijze, bijvoorbeeld doordat beiden tegen elkaar gebotst zijn. [slachtoffer] heeft ook niet mee willen werken aan het forensisch onderzoek, waardoor niet bekend is hoe de verwonding in zijn borst er uitzag, op welke wijze en vanuit welke richting het mes in zijn lichaam terecht gekomen is en of dat al dan niet met kracht is gegaan. Pas bij zijn verzoek om schadevergoeding is iets van medische informatie over het letsel van [slachtoffer] ontvangen, maar dit is onvoldoende om de hiervoor genoemde onduidelijkheden weg te nemen. Ten aanzien van de verwonding bij zijn sleutelbeen is niet bekend of dit een steekwond of een oppervlakkige verwonding door bijvoorbeeld een kras betreft.
Nu forensisch bewijs ontbreekt, verdachte heeft verklaard zich niets meer te kunnen herinneren van het de confrontatie met [slachtoffer] , en [slachtoffer] zelf heeft geweigerd openheid van zaken te geven over hetgeen is gebeurd, kan de rechtbank niet concluderen dat het letsel van [slachtoffer] onmiskenbaar duidt op (hard) steken met een mes door verdachte. Het scenario dat verdachte [slachtoffer] enkel wilde afschrikken met een mes en dat [slachtoffer] zelf in het mes is gerend is evenwel mogelijk op basis van het dossier.
Gelet op voornoemde onduidelijkheden kan ten aanzien van het handelen van verdachte enkel worden vastgesteld dat zij achter de deur stond met het mes op borsthoogte in haar hand en het lemmet naar voren gericht en dat zij de deur op enig moment van het slot heeft gedraaid, terwijl zij wist dat [slachtoffer] achter die deur stond. De rechtbank is van oordeel dat enkel dit handelen onvoldoende is om vast te stellen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
(Meer) subsidiair – (poging) zware mishandeling?
De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van het subsidiaire en meer subsidiaire feit om dezelfde redenen niet kan worden vastgesteld dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet en zal verdachte ook daarvan vrijspreken.

5.De benadeelde partijen

5.1
Benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 42.029,91 voor het ten laste gelegde feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
5.2
Benadeelde partij [naam]
De benadeelde partij [naam] vordert een schadevergoeding van € 378,90 voor het ten laste gelegde feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- verklaart de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Benadeelde partij [naam]
- verklaart de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R.H.M. Pooyé en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 oktober 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
zij op of omstreeks 17 januari 2024 te [plaats] , [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borst(kas) heeft gestoken, in elk geval een mes richting die [slachtoffer] heeft gehouden waarbij dat mes in de borst(kas) van die [slachtoffer] terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 januari 2024 te [plaats] , [gemeente] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borst(kas) te steken, in elk geval een mes richting die [slachtoffer] te houden waarbij dat mes in de borst(kas) van die [slachtoffer] terecht is gekomen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 januari 2024 te [plaats] , [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes in de borst(kas) heeft gestoken, in elk geval een mes richting die [slachtoffer] heeft gehouden waarbij dat mes in de borst(kas) van die [slachtoffer] terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )