ECLI:NL:RBZWB:2024:6740

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
02-087509-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor aanranding van 16-jarige stiefdochter door betasten van de borsten en de schaamstreek

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanranden van zijn 16-jarige stiefdochter. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte de aangeefster had aangerand door haar borsten en schaamstreek te betasten, terwijl zij niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster betrouwbaar was, gesteund door verklaringen van getuigen die bevestigden dat zij in shock was na het incident. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de ontuchtige handelingen had gepleegd, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte en stelde dat er geen dwang of opzet was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uur, omdat het een eenmalig incident betrof en de verdachte geen relevante justitiële documentatie had. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van € 1.000,- aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 juli 2022. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/087509-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2024
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. M.C. Kersemaekers-Schraven, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte aangeefster heeft aangerand door haar schaamstreek en borsten te betasten, dan wel door voornoemde handelingen ontucht met haar heeft gepleegd toen zij op dat moment niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde gevorderd. De officier van justitie vindt de verklaring van aangeefster betrouwbaar, omdat deze steun vindt in de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [slachtoffer] . Daarnaast hebben de getuigen ook verklaard dat aangeefster na het incident in shock was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet is uit te sluiten dat er niets gebeurd is. Als verdachte aangeefster heeft aangeraakt, was dat vanuit praktisch oogpunt omdat hij haar naar bed heeft getild. Er was geen sprake van dwang, opzet of voorwaardelijk opzet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Wanneer dan de dader de seksuele handelingen ontkent, of zoals in deze zaak het zich niet kan herinneren, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren.
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de vroege ochtend van 2 juli 2022 bij verdachte op schoot in slaap is gevallen en dat verdachte haar toen naar bed heeft gebracht. Ze werd wakker toen hij haar op bed legde. Ze voelde toen dat verdachte met zijn hand onder haar shirt bij haar borsten voelde, haar borst(en) kneedde, en dat hij met zijn hand in haar broekje ging en haar vagina aanraakte. Toen ze haar ogen open deed, schrok verdachte en ging hij naar beneden toe. Aangeefster raakte in paniek en heeft haar vriendin, die op dat moment naast haar lag te slapen, gewekt en verteld wat er was gebeurd. Vervolgens heeft haar vriendin de moeder van aangeefster geroepen. Hierop is moeder naar boven gekomen en heeft aangeefster haar ook verteld wat er was gebeurd. Moeder is toen meteen boos naar beneden gegaan. Verder heeft aangeefster verklaard dat ze in shock was en enkel kon huilen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster, die erop neerkomt dat de primair ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden, betrouwbaar is. Zij heeft bij het informatief gesprek zeden op 28 juli 2022 en tijdens haar verhoor op 10 november 2022 gedetailleerd en consistent verklaard over de ontuchtige handelingen die op 2 juli 2022 zouden hebben plaatsgevonden. Daarnaast vindt haar verklaring steun in verklaringen van getuigen. Zo heeft getuige [getuige 2] verklaard dat zij wakker werd van gehuil en gehijg. Aangeefster vertelde haar direct dat verdachte met zijn hand in haar shirt en broek had gezeten. [getuige 2] heeft verder verklaard dat ze aangeefster nog nooit zo heftig had gezien en dat ze “helemaal overhoop” was. De moeder van aangeefster, getuige [getuige 1] , heeft verklaard dat aangeefster aan het huilen was nadat verdachte haar naar bed had gebracht. Aangeefster vertelde haar dat verdachte aan haar borsten had gezeten en met zijn hand in haar broekje was gegaan. Toen moeder verdachte daarmee confronteerde gaf verdachte vervolgens aan dat dit “per ongeluk” was gebeurd. Verder heeft de broer van aangeefster, getuige [slachtoffer] , verklaard dat aangeefster naar bed werd gebracht door verdachte. Hij hoorde vervolgens zijn moeder naar boven gaan omdat aangeefster aan het huilen was. Daarna hoorde hij zijn moeder weer hard naar beneden rennen en zeggen: “Is mijn dochter nu aan het huilen omdat jij haar hebt aangeraakt”. Hij heeft verder verklaard aangeefster nog nooit zo overstuur te hebben gezien. Ze leek wel in shock en staarde voor zich uit. Verdachte zou tegen hem verklaard hebben: “[naam], het was echt per ongeluk”. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat in de slaapkamer is gebeurd.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de betrouwbare verklaring van aangeefster voldoende steun in de verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 1] , en [slachtoffer] . Er is dan ook voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de ten laste gelegde ontuchtige handelingen met aangeefster heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 2 juli 2022 te [plaats], gemeente Altena,
door een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds benaderen van [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer] , en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd op te leggen een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de strafeis van de officier buitenproportioneel is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanranden van zijn op dat moment net zestien jaar oude stiefdochter, door haar blote borsten en vagina te betasten op het moment dat hij haar naar bed bracht. Verdachte heeft geen respect getoond voor het zelfbeschikkingsrecht van het slachtoffer en daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft het vertrouwen dat het slachtoffer als stiefdochter in hem als stiefvader mocht hebben beschaamd. Deze aanranding vond plaats in haar eigen huis en haar eigen bed. Bij uitstek een plek waar zij zich veilig had moeten voelen. Uit de slachtofferverklaring is gebleken dat het slachtoffer nog steeds nadelige psychische gevolgen van de aanranding ondervindt.
De reclassering heeft een rapport over verdachte opgesteld waarin het risico op recidive laag wordt ingeschat en een straf zonder bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd. Vrijwel alle leefgebieden van verdachte zijn namelijk stabiel. Daarnaast heeft onderzoek uitgewezen dat bij een laag recidiverisico bij zedendelinquenten enkel afstraffen meer recidive verlagend werkt dan het inzetten van een intensieve zedenbehandeling. De reclassering acht interventies of toezicht niet nodig.
De rechtbank zal, in tegenstelling tot de eis van de officier van justitie, aan verdachte geen gevangenisstraf opleggen. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op vergelijkbare zaken waarbij sprake was van eenmalig en kort betasten van een slachtoffer. In het merendeel van deze zaken is steeds een taakstraf opgelegd. Verder heeft verdachte geen relevante justitiële documentatie en leidt hij een stabiel leven. Dit lijkt een eenmalig en onverklaarbaar incident te zijn geweest dat niet bij de persoon van verdachte lijkt te passen en waar verdachte tot op heden zelf ook geen antwoord op heeft. Alles overwegende zal de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de rechtbank daarbij niet wil afdoen aan de heftige inbreuk die verdachte heeft gemaakt op de privacy en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.
Daarnaast ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, zoals gevorderd door de officier van justitie. Het feit dateert van 2 juli 2022. Sindsdien zijn er geen aanwijzingen dat door verdachte op enige wijze rechtstreeks contact is gezocht met het slachtoffer of dat hij zich op een andere wijze belastend tegen haar heeft of zal gedragen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2022. Verder heeft hij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, dan wel de vordering te matigen.
Beoordeling
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank is aan de benadeelde partij immateriële schade toegebracht. Dit is ook gebleken uit de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk, De benadeelde partij wordt in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Verder zal over het toegekende bedrag de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 2 juli 2022.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1:feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
  • bepaalt dat bij niet betaling
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter,
en mrs. S.W.M. Speekenbrink en J.F.C. Janssen rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 oktober 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [plaats], gemeente Altena, althans in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds benaderen van [slachtoffer] , die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het strelen en/of betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer] , en/of
- het strelen en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer] ;
subsidiair:
hij op of omstreeks 2 juli 2022 te [plaats], gemeente Altena, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het strelen en/of betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer] , en/of
- het strelen en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer] .