ECLI:NL:RBZWB:2024:6739

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
02-161511-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne zaak wegens gebrek aan bewijs

Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van het medeplegen van dealen van cocaïne en het in bezit hebben van cocaïne in de woning van zijn vader. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, zowel primair als subsidiair, vanwege gebrek aan bewijs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 september 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de feiten, maar de verdediging betwistte dit en stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de illegale activiteiten van de medeverdachte.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het dealen van cocaïne of dat hij medeplichtig was aan het aanwezig hebben van cocaïne in de woning van zijn vader. Er was geen bewijs dat de verdachte de sleutel van de woning aan de medeverdachte had gegeven of dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in de woning. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte, hoewel vragen opriepen, niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. Daarom werd de verdachte integraal vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/161511-22
vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[vedachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, advocaat te Eindhoven (waarnemend voor mr. A.M. van Wingerden)

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
1. verdachte samen met (een) ander(en) in de periode van 9 december 2021 tot en met 21 januari 2022 heeft gehandeld in cocaïne, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest;
2. verdachte samen met (een) ander(en) op 21 januari 2022 een hoeveelheid cocaïne in bezit heeft gehad, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten (de medeplichtigheid aan het dealen van cocaïne en de medeplichtigheid aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne) heeft gepleegd. Hij baseert zich daarbij op de inhoud van het dossier en de eigen verklaring van verdachte dat hij de Renault aan [naam] heeft uitgeleend. Verdachte wist dat [naam] een en ander op zijn kerfstok had. De officier acht de verklaring van verdachte over hoe [naam] mogelijk in het bezit is gekomen van de sleutel van de woning van de vader van verdachte, niet geloofwaardig. Hij gaat ervan uit dat verdachte die sleutel aan [naam] ter beschikking heeft gesteld. In de woning is in het zicht een hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij één tot twee keer per week in die woning kwam zodat hij heeft kunnen zien wat er in de woning gebeurde. Dit alles, in onderlinge samenhang bezien, brengt de officier van justitie tot de conclusie dat verdachte medeplichtig is geweest aan het dealen door zijn auto ter beschikking te stellen en medeplichtig is geweest aan het aanwezig hebben van cocaïne door de sleutel van de woning ter beschikking te stellen aan [naam] . Voor het medeplegen zoals ten laste gelegd, ziet de officier van justitie onvoldoende aanknopingspunten en verzoekt hem daarvan vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten.
Zij stelt dat verdachte zijn auto heeft uitgeleend omdat hij die zelf niet nodig had en [naam] wel. Er was op het moment van uitlenen geen enkele aanleiding om te moeten vermoeden dat er iets illegaals met die auto zou gaan gebeuren. In het dossier zit ook geen aanwijzing die tot een dergelijke vermoeden zou moeten leiden, zodat er ook geen (voorwaardelijk) opzet is voor feit 1 zowel primair (het medeplegen van dealen) als subsidiair (de medeplichtigheid daaraan).
Over feit 2 stelt de raadsvrouw dat het mogelijk is dat de sleutel van de woning van vader in de auto lag en [naam] die sleutel heeft gebruikt. Als verdachte de sleutel van de woning wel aan [naam] heeft gegeven, is er in het dossier geen enkele aanwijzing te vinden dat dat gebeurde om van die woning een stashlocatie voor drugs te maken. Dat verdachte die wetenschap had, blijkt nergens uit. Om die reden moet verdachte van feit 2 primair te worden vrijgesproken.
Ook is niet gebleken van enig verband tussen verdachte en de aangetroffen drugs, met name het blok cocaïne. Er is geen onderzoek uitgevoerd aan dat blok in de zin van onderzoek van dacty- en DNA-sporen en onduidelijk is wanneer verdachte in de woning was en wanneer dat blok in de woning is gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het voorhanden zijnde dossier, waaronder het eerder door deze rechtbank op 9 augustus 2022 gewezen vonnis in de strafzaak tegen [naam] , stelt de rechtbank vast dat [naam] zich heeft schuldig gemaakt aan het in de periode van 1 december 2021 tot en met 21 januari 2022 opzettelijk verkopen en afleveren van cocaïne en het op 21 januari 2022 opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij deze feiten samen met [naam] heeft gepleegd, dan wel daaraan medeplichtig is.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende
nauwe en bewuste samenwerkingmet (een) ander(en) gericht op het voltooien
(gezamenlijk uitvoeren)van het delict. Het
bewustsamenwerken ziet op het willens en wetens samenwerken (opzet) met het oog op het verrichten van de strafbare gedraging (opzet op de gedraging van het gronddelict).
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid geldt dat de medeplichtige zowel opzet op zijn medeplichtigheidsgedraging als (voorwaardelijk) opzet op het door de dader gepleegde misdrijf moet hebben gehad. Als er geen (voorwaardelijk) opzet op de gronddelicten (dealen en in bezit hebben van cocaïne) kan worden vastgesteld dient dus voor zowel de primaire als subsidiaire ten laste gelegde feiten vrijspraak te volgen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de op zijn naam staande Renault Megane met [kenteken] heeft uitgeleend aan medeverdachte [naam] als vriendendienst en dat hij daar geen vergoeding voor heeft gevraagd. Verdachte heeft volgens eigen zeggen niet geweten dat die auto werd gebruikt om drugs te dealen.
Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zijn vader hem meerdere sleutels van zijn woning aan de [straat] in [plaats] had gegeven omdat zijn vader een paar maanden in Turkije zou verblijven, zodat verdachte voor de post, de vissen en de kat van vader kon zorgen. Dat [naam] blijkbaar over die sleutel kon beschikken, kan volgens verdachte mogelijk zijn omdat er ook sleutels van de woning van vader in de genoemde Renault Megane lagen. Ook zijn broers beschikten over een sleutel van de woning van zijn vader. Verdachte ontkent dat hij de sleutel van de woning van zijn vader aan [naam] heeft gegeven en dat hij drugs in de woning heeft gezien.
De rechtbank stelt vast dat door de politie geen dactyloscopisch en/of DNA-sporenonderzoek is verricht aan de inbeslaggenomen verdovende middelen. Ook is geen onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte. Tot slot zijn de broers van verdachte niet nader gehoord over hun mogelijke bezoeken aan de woning van vader in zijn afwezigheid (dit gezien de getuigenverklaring van [getuige] ).
Feit 1
Voor feit 1 (het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan dealen van cocaïne) heeft de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier aangetroffen waaruit valt af te leiden dat verdachte wetenschap had van het dealen van drugs en dat daarbij gebruik werd gemaakt van de door hem aan [naam] uitgeleende auto. Verdachte is niet waargenomen op momenten dat de politie observaties verrichtte waarbij door [naam] cocaïne werd verkocht/geleverd en ook is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met [naam] gericht op het dealen van cocaïne. Voor het uitlenen van de auto geldt dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte wist of had moeten weten dat [naam] de auto zou gebruiken voor het dealen van cocaïne.
Feit 2
Ook voor feit 2 (het medeplegen van dan wel de medeplichtigheid aan het aanwezig hebben van cocaïne) ontbreekt het in het dossier aan bewijs dat verdachte wist dat de woning van zijn vader diende als stashlocatie voor cocaïne en dat hij degene was die de sleutel van de woning van zijn vader aan [naam] heeft gegeven, laat staan dat gebleken is dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [naam] bij het aanwezig hebben van cocaïne in de woning van zijn vader. Verdachte heeft weliswaar verklaard af en toe (één tot twee keer per week) in de woning van zijn vader te komen, maar onduidelijk is wanneer er cocaïne (zichtbaar) in die woning lag en wanneer verdachte in de woning was, zodat ook niet vastgesteld kan worden of er cocaïne lag op momenten dat verdachte in de woning was. Op basis van het huidige dossier kan bovendien niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de sleutel van deze woning ter beschikking heeft gesteld aan de medeverdachte [naam] .
Hoewel de verklaring van verdachte vragen oproept en op sommige punten onaannemelijk is, kan dit nog niet tot de conclusie leiden dat verdachte wetenschap had van het dealen van cocaïine door [naam] en het aanwezig hebben van cocaine dan wel dat hij voorwaardelijk opzet had op die misdrijven.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op dit alles, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten die hem ten laste zijn gelegd, zowel primair als subsidiair, heeft begaan en zal hem dan ook integraal van die feiten vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 (zowel primair als subsidiair) ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 oktober 2024.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 december 2021 tot en met 21 januari 2022 te [plaats] en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd,in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) een (gebruikers)hoeveelhe(i)d/(en) van een materiaal bevattende cocaine, zijnde
cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam] of een of meer tot op heden onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 december 2021 tot en met
21 januari 2022 te [plaats] en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen die [naam] , opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd,in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens)een (gebruikers)hoeveelhe(i)d/(en) van een materiaal bevattende cocaine,
zijnde cocaine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
9 december 2021 tot en met 21 januari 2022 te [plaats] en/of elders in Nederland,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door: aan die [naam] of onbekend gebleven persoon/personen zijn (personen)auto Renault Megane met [kenteken] ter beschikking te stellen;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 21 januari 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 979 gram, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam] of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 21 januari 2022 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een woning aan de
[straat] ) ongeveer 979 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op 21 januari 2022 te [plaats] , opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door (als sleutelhouder) aan die [naam] of die onbekend gebleven persoon/personen een of meer ruimte( s) in
voornoemde woning voor de opslag van cocaine ter beschikking te stellen;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )