ECLI:NL:RBZWB:2024:6720

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
02-015759-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het vervoeren van 50 liter amfetamine-olie met voorwaardelijk opzet en oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van 50 liter amfetamine-olie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, geboren in 1948, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. van Nunen.

De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 28 juni 2023 in Ulvenhout, gemeente Breda, opzettelijk 50 liter amfetamine-olie had vervoerd. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte dit had gedaan, en dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij een verboden middel vervoerde. De verdachte had verklaard dat hij voor een paar jongens uit Den Haag een klus had uitgevoerd, waarbij hij de amfetamine-olie had opgehaald zonder zich voldoende vragen te stellen over de inhoud.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op dat moment 76 jaar oud was en te kampen had met gezondheidsproblemen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, waarvan 7 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een maximale taakstraf en hield rekening met de kwetsbare gezondheid van de verdachte. Uiteindelijk besloot de rechtbank tot het opleggen van een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, maar ook de beperkte rol van de verdachte in het geheel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

recht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/015759-24
vonnis van de meervoudige kamer van 2 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,
[woonadres] ,
raadsvrouw mr. W. van Nunen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 50 liter amfetamineolie heeft vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 50 liter amfetamine-olie heeft vervoerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 28 juni 2023 ter hoogte van Ulvenhout over de A58 reed en in de kofferbak van zijn Opel Isignia twee vaten amfetamine-olie van in totaal 50 liter vervoerde. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dat opzettelijk deed. Daarvoor is vereist dat verdachte wist, of in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat hij een verboden middel van lijst I van de Opiumwet vervoerde.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij wist dat het ging om iets wat niet mocht. Voor een paar jongens uit Den Haag, die hij in een koffietent had ontmoet, heeft hij die dag (extreem) schoonmaakmiddel opgehaald in Valkenswaard. Hij heeft zijn auto bij een Jumbo op de parkeerplaats gezet en contact gehad met een paar jongens die ter controle een token hebben laten zien: een papier met dezelfde cijfers als een papier dat verdachte had meegekregen. Die jongens zijn met zijn auto weggegaan en hebben erin gezet wat hij op moest halen. Verdachte heeft verder geen vragen gesteld en is daarna met zijn auto vertrokken naar Den Haag. Gelet op deze feitelijke gang van zaken en zijn verklaring heeft verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een verboden middel van lijst I van de Opiumwet vervoerde. Daarbij was er een nauwe en bewuste samenwerking met zijn opdrachtgevers uit Den Haag, zodat ook het medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 juli 2023 te Ulvenhout, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft vervoerd 50 liter van een materiaal bevattende amfetamineolie, zijnde amfetamineolie een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verzocht wordt om een maximale taakstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk, dan wel oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman verzoekt om rekening te houden met de kwetsbare gezondheid van de bijna 80-jarige verdachte, die zijn leven op orde heeft en jarenlang geen strafbare feiten heeft gepleegd. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte als een modelkatvanger kan worden bestempeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van 50 liter amfetamineolie.
Daarmee heeft hij ervoor gezorgd dat de productie en daarmee de verkoop en vervolgens het gebruik van (met)amfetamine door kon blijven gaan en zo in stand werd gehouden. Elk onderdeel gaat gepaard met veel negatieve effecten. Zo brengt de productie van amfetamine vaak schade aan het milieu door de illegale dumpingen van het chemisch afval. Daarnaast werkt het gebruik van harddrugs verslavend waardoor het zeer schadelijk is voor de gezondheid. Het drugsgebruik leidt bovendien tot veel vermogenscriminaliteit met als gevolg financiële schade, overlast en onrust in de samenleving. Verdachte heeft bij al deze gevolgen niet stilgestaan. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank wel mee dat hij als transportezel is gebruikt en dus een kleinere rol in het geheel heeft gehad. Hij heeft voor het uitvoeren van de klus ook geen groot bedrag gekregen, althans daarvan is niet gebleken.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 augustus 2024. Daaruit blijkt dat verdachte in de vorige eeuw een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden heeft gekregen voor - kort gezegd - deelname aan een criminele organisatie softdrugs. Dat is echter zo lang geleden dat de rechtbank dat niet strafverzwarend mee laat wegen.
Tijdens de zitting is gebleken dat de 76-jarige verdachte te kampen heeft met een kwetsbare gezondheid. Zo heeft hij een ernstige longontsteking opgelopen en een herseninfarct gehad. Momenteel heeft hij een wond aan zijn voet waarvoor hij dagelijkse zorg krijgt. Met deze persoonlijke omstandigheden houdt de rechtbank sterk rekening in het voordeel van verdachte.
Conclusie
De ernst van het feit rechtvaardigt in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist. Vanwege de beperkte rol van verdachte en de zwaarwegende persoonlijke omstandigheden is de rechtbank echter van oordeel dat een andere en lagere straf aan verdachte moet worden opgelegd.
Alles afwegend komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op zijn plaats. Met dit voorwaardelijk strafdeel wordt enerzijds de ernst van het feit benadrukt en anderzijds dient het als stevige stok achter de deur voor verdachte. Verdachte heeft immers ter zitting heeft verklaard dat hij het misschien wel weer zou doen, maar dan wel kritischer zou zijn. Met deze straf tracht de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. E.A. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 oktober 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 juli 2023 te Ulvenhout, gemeente Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, althans aanwezig heeft gehad, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 50 liter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine(-olie), zijnde Amfetamine(-olie) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )