Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van 50 liter amfetamine-olie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, geboren in 1948, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. van Nunen.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte op 28 juni 2023 in Ulvenhout, gemeente Breda, opzettelijk 50 liter amfetamine-olie had vervoerd. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte dit had gedaan, en dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij een verboden middel vervoerde. De verdachte had verklaard dat hij voor een paar jongens uit Den Haag een klus had uitgevoerd, waarbij hij de amfetamine-olie had opgehaald zonder zich voldoende vragen te stellen over de inhoud.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op dat moment 76 jaar oud was en te kampen had met gezondheidsproblemen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, waarvan 7 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een maximale taakstraf en hield rekening met de kwetsbare gezondheid van de verdachte. Uiteindelijk besloot de rechtbank tot het opleggen van een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, maar ook de beperkte rol van de verdachte in het geheel.