In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024, is de verdachte veroordeeld voor belaging van zijn ex-partner gedurende een periode van bijna zeven maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, te weten door herhaaldelijk te bellen, berichten te sturen, zich op te houden bij haar woning en briefjes achter te laten op haar auto. De rechtbank heeft de relatie tussen verdachte en aangeefster gekarakteriseerd als een knipperlichtrelatie, waarbij de verdachte en aangeefster in het verleden een relatie hebben gehad die regelmatig werd verbroken en weer hersteld. De tenlastelegging omvat gedragingen die plaatsvonden van 28 juli 2021 tot en met 6 mei 2022, met als einddatum de datum van aangifte door de aangeefster. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte vanaf 24 oktober 2021 wederrechtelijk heeft gehandeld, nadat de aangeefster herhaaldelijk had aangegeven geen contact meer te willen. De rechtbank heeft de emotionele impact van het gedrag van de verdachte op de aangeefster meegewogen in de strafoplegging. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 80 uur opgelegd, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en geen voorwaardelijke straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij inmiddels een stabiele relatie heeft en hulp heeft gezocht voor zijn problematiek.