ECLI:NL:RBZWB:2024:6697

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/422591 / FA RK 24/2318
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van twee jaren, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank had eerder op 5 juni 2024 een tijdelijke machtiging verleend voor drie maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, een specialist ouderengeneeskunde, een kwaliteitsverpleegkundige, en familieleden van de cliënt.

De cliënt heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij naar huis wil, maar de specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt lijdt aan Alzheimer dementie, wat haar vermogen om zelfstandig te functioneren ernstig beïnvloedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt continu zorg en toezicht nodig heeft, wat in de thuissituatie niet kan worden geboden. De rechtbank concludeert dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft daarom de rechterlijke machtiging verleend voor de resterende duur van twee jaren, tot en met 5 juni 2026.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. Smits en is op 2 september 2024 in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke uitwerking op 16 september 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/422591 / FA RK 24/2318
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 2 september 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van twee jaren als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] van [stichting]
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S. van de Voorde te Middelburg.

1.Het nadere procesverloop

1.1
Het nadere procesverloop blijkt uit de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 5 juni 2024, waarin ten aanzien van cliënt een rechterlijke machtiging is verleend voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, en alle daarin opgenomen stukken.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit het volgende stuk:
- de medische verklaring van 1 augustus 2024.
1.2
De nadere mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 september 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens die mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat, mr. S. van de Voorde;
- mevrouw [naam 1] , specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 2] , kwaliteitsverpleegkundige;
- de zoon van cliënt;
- de echtgenoot van cliënt.
Tevens was aanwezig, de heer [naam 3] , arts, die niet is gehoord.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de totale duur van twee jaren.
2.2
Op dit punt in de procedure moet de rechtbank een beoordeling geven over het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging, te weten voor de periode van 6 september 2024 en tot en met 5 juni 2026.

3.De nadere standpunten

3.1
Cliënt geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het goed gaat met haar. Zij zou graag naar huis willen gaan en is van mening dat zij in staat is om thuis te wonen. Cliënt begrijpt dan ook niet wat zij bij de verpleeginstelling doet. Verder licht cliënt toe dat zij veel helpt op de afdeling en iedere dag alleen gaat wandelen.
3.2
De advocaat van cliënt bepleit primair afwijzing van het verzoek. De advocaat voert hiertoe aan dat cliënt heeft aangegeven dat zij naar huis wil. Cliënt is zich bewust van het verschil tussen haar en haar medebewoners wat betreft het stadium van de Alzheimer dementie en heeft het gevoel dat ze nog meer kan. Ook het ernstig nadeel ziet cliënt niet. Subsidiair verzoekt de advocaat van cliënt om de machtiging in duur te beperken en niet toe te wijzen voor het restant van het verzoek. Cliënt functioneert nog goed en gaat nog zelfstandig naar buiten, waardoor tussentijdse toetsingsmomenten gerechtvaardigd zijn. Verder is de onafhankelijk arts tijdens het onderzoek voor de nieuwe medische verklaring niet in gesprek gegaan met cliënt, waardoor de advocaat de informatie eenzijdig acht. Daarbij komt dat het voor de familie van cliënt niet duidelijk is hoe het behandelplan eruitziet. Het is volgens de advocaat dan ook belangrijk dat het gesprek met de familie zo snel mogelijk wordt voortgezet.
3.3
De specialist ouderengeneeskunde geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat de psychogeriatrische aandoening van cliënt – Alzheimer dementie – op de voorgrond staat. Als gevolg van de dementie vallen de remmingen van cliënt weg, waardoor de achterdocht vanuit haar persoonlijkheid naar voren komt. Door de aanwezigheid van dementie is het doen van onderzoek naar een mogelijke psychische oorzaak van de achterdocht van cliënt lastig en bovendien niet zinvol. De achterdocht wordt met name getriggerd door veranderingen, nu onrust zorgt voor een achteruitgang in het psychisch functioneren van cliënt. Cliënt gaat in de ochtend zelfstandig naar buiten en dit verloopt goed. Zonder medicatie (clozapine) of met onderbreking daarvan gaat de situatie van cliënt meteen achteruit. Daarbij komt dat de achterdocht van cliënt de inname van de medicatie bemoeilijkt. De cognitieve en psychische situatie van cliënt zal in de toekomst niet verbeteren, waardoor opname nodig blijft. Cliënt is gebaat bij 24-uurs zorg en toezicht en kan absoluut niet alleen thuisblijven. Een appartement is volgens de specialist ouderengeneeskunde ook niet anders dan de thuissituatie. Bovendien zal een tussentijdse herbeoordeling van de machtiging bij cliënt tot veel onrust leiden, terwijl zij is gebaad bij een stabiele situatie. Om die reden is het volgens de specialist ouderengeneeskunde noodzakelijk dat de machtiging voor de resterende duur wordt verleend. De specialist ouderengeneeskunde wil verder ook opnieuw met de familie in gesprek.
3.4
De kwaliteitsverpleegkundige geeft aan dat het ophogen van de momenten waarop cliënt naar huis gaat bespreekbaar is. Cliënt kan absoluut niet (alleen) thuis wonen, omdat zij dan te veel prikkels opzoekt. Bij extra prikkels wordt een verandering in de achterdocht van cliënt waargenomen. Cliënt wordt thans, als zij buiten gaat wandelen, gevolgd met een track-and-trace om vast te stellen dat het goed gaat en dat zij in de buurt is. Daarnaast licht de kwaliteitsverpleegkundige toe dat cliënt nog regelmatig weigert haar (schildklier)medicatie in te nemen.
3.5
De zoon van cliënt geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat de situatie van cliënt in de afgelopen maanden niet is verbeterd. Cliënt heeft moeite met veranderingen en is erg argwanend. Voor de familie is het lastig om te begrijpen waar dit gedrag vandaan komt. De zoon geeft aan teleurgesteld te zijn in het onderzoek voor de nieuwe medische verklaring, waarbij onderbouwing van de oorzaak van het gedrag van cliënt wordt gemist. De zoon van cliënt had hier meer van verwacht. Verder merkt hij op dat cliënt op de afdeling weinig prikkels krijgt in vergelijking met thuis.
3.6
De echtgenoot van cliënt geeft aan dat de momenten waarop het slechter gaat met cliënt niet te voorspellen zijn. Wanneer cliënt dan thuis is, komt de verantwoordelijkheid op de echtgenoot terecht en dat is lastig. Het is voor de echtgenoot bovendien wel degelijk anders wanneer cliënt in een appartement kan gaan wonen in plaats van thuis. Verder zou de echtgenoot het fijn vinden als er wat meer flexibiliteit komt in de vrijheden van cliënt. Zo stelt de echtgenoot voor om cliënt drie dagen in plaats van twee dagen overdag naar huis te laten gaan.

4.De verdere beoordeling

4.1
Bij voormelde beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is een opvolgende rechterlijke machtiging ten aanzien van cliënt verleend voor de duur van drie maanden, met ingang van 5 juni 2024 en tot en met 5 september 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, in de vorm van de ziekte van Alzheimer. Deze diagnose is opnieuw gesteld door de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde, die cliënt op 1 augustus 2024 heeft onderzocht en de diagnose tevens baseert op het bij cliënt afgenomen neuropsychologische onderzoek. Deze diagnose is bovendien tijdens de mondelinge behandeling opnieuw bevestigd door de specialist ouderengeneeskunde. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen uit de nadere medische verklaring en de toelichting van de specialist ouderengeneeskunde tijdens de mondelinge behandeling te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat cliënt is belast met de bovengenoemde psychogeriatrische aandoening. Hoewel er naast de Alzheimer dementie mogelijk nog andere problematiek speelt bij cliënt, staat de ziekte van Alzheimer bij cliënt op de voorgrond.
4.3
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat cliënt last heeft van geheugenstoornissen en gedesoriënteerd is in plaats en tijd. Daarnaast is cliënt achterdochtig en weigert zij haar medicatie, waardoor in de thuissituatie en zonder toezicht het risico bestaat dat cliënt daarnaast dan ook weer snel terugvalt in ernstig paranoïde psychotisch gedrag, onder meer bestaande uit wanen en hallucinaties. Daarbij kan cliënt ook agressief gedrag vertonen. Ook loopt cliënt door haar gedrag het risico dat haar schildklierhormoonhuishouding opnieuw ernstig zal ontregelen. Bovendien zijn er in de thuissituatie zorgen over ernstige overbelasting van de echtgenoot van cliënt, maar ook van cliënt zelf, omdat zij thuis niet voldoende geremd kan worden in haar activiteiten. Cliënt verkeert daarbij in de veronderstelling dat zij alles nog kan, maar laat bijvoorbeeld wel het gas aan staan.
4.4
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daarbij overweegt de rechtbank dat cliënt continu en in directe nabijheid zorg, begeleiding, structuur en toezicht behoeft. Dit kan cliënt – in tegenstelling tot in de thuissituatie – in de verpleeginstelling geboden worden. Bovendien wordt de echtgenoot met de opname en het verblijf van cliënt in een verpleeginstelling ontlast.
4.5
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Het is de rechtbank gebleken dat cliënt 24-uurs zorg, toezicht en begeleiding nodig heeft. Daartoe overweegt de rechtbank dat de ambulante mogelijkheden zijn uitgeput. In de thuissituatie zijn verschillende mogelijkheden ingezet en aangeboden, waarbij deze mogelijkheden onvoldoende zijn gebleken danwel door cliënt zijn geweigerd. Cliënt heeft bovendien behoefte aan structuur zoals deze in de verpleeginstelling aanwezig is. Daarbij komt dat de echtgenoot van cliënt slechts beperkt belastbaar is en niet in staat is om de zorg voor cliënt op zich te nemen.
4.6
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft meermaals aangegeven dat zij naar huis wil en niet langer opgenomen wil blijven.
4.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de het resterende deel van de (verzochte) duur van twee jaren, te weten tot en met 5 juni 2026.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats];
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
5 juni 2026.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024 in tegenwoordigheid van mr. Palings, griffier, en op 16 september 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.