Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het nadere procesverloop
2.Het verzoek
3.De nadere standpunten
4.De verdere beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats];
5 juni 2026.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 2 september 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van twee jaren, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank had eerder op 5 juni 2024 een tijdelijke machtiging verleend voor drie maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, een specialist ouderengeneeskunde, een kwaliteitsverpleegkundige, en familieleden van de cliënt.
De cliënt heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij naar huis wil, maar de specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt lijdt aan Alzheimer dementie, wat haar vermogen om zelfstandig te functioneren ernstig beïnvloedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt continu zorg en toezicht nodig heeft, wat in de thuissituatie niet kan worden geboden. De rechtbank concludeert dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft daarom de rechterlijke machtiging verleend voor de resterende duur van twee jaren, tot en met 5 juni 2026.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. Smits en is op 2 september 2024 in het openbaar uitgesproken, met een schriftelijke uitwerking op 16 september 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.