ECLI:NL:RBZWB:2024:6693

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
02-075413-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige verkeersdelicten met betrekking tot straatracen

Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 februari 2023 in Breda als bestuurder van een personenauto zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige verkeersdelicten, waaronder het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet (WVW). De verdachte heeft zich opzettelijk zodanig gedragen dat hij de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, wat levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen in gevaar heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de A16 met een snelheid van minimaal 166 kilometer per uur heeft gereden, terwijl de maximumsnelheid 100 kilometer per uur was. Dit gedrag vond plaats in een drukke verkeerssituatie, waarbij de verdachte ook andere voertuigen rechts inhaalde en scherp van rijbaan wisselde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn proceshouding. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/075413-23
vonnis van de meervoudige kamer van 2 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
raadsvrouw mr. W. van Nunen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 september 2024, waarbij de officier van justitie mr. P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd volgens artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering) en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 28 februari 2023 in Breda als bestuurder van een personenauto zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat hij de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was dan wel gevaar werd of kon worden veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Primair: overtreding artikel 5a Wegenverkeerswet (WVW)
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde overtreding van artikel 5a WVW moet worden beoordeeld of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) De verkeersregels
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 28 februari 2023 met zijn personenauto op de A16 in Breda diverse verkeersregels heeft geschonden. Verdachte heeft meermalen de wettelijke toegestane maximumsnelheid ter plaatse overschreden. Hij heeft over een afstand van minimaal 1600 meter namelijk met minimaal 166 kilometer per uur gereden, terwijl 100 kilometer per uur was toegestaan. Met die hoge snelheid is hij ook naast een andere personenauto blijven rijden. Daarnaast heeft verdachte het dienstvoertuig van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] rechts ingehaald en heeft hij meerdere keren scherp sturend van rijbaan gewisseld. De overige tenlastegelegde gedragingen zijn niet vast komen te staan.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het schenden van meerdere verkeersregels. In deze zaak gaat het om het gedurende een langere tijd schenden van vier voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, waarbij sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de maximumsnelheid. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c)
Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van de verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Verdachte heeft verklaard dat hij zich door het rijgedrag van een andere weggebruiker heeft laten meesleuren, waardoor hij met een veel te hoge snelheid reed. Verdachte speelde met de medeweggebruiker “een spelletje” dat op een straatrace leek. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte de verkeersregels opzettelijk heeft geschonden. De onder a beschreven gedragingen zijn, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d)
Gevaar te duchten
Om tot slot vast te kunnen stellen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels reëel voorzienbaar zijn geweest.
Verdachte reed die ochtend omstreeks 11:33 uur op de snelweg. Uit de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat sprake was van verkeersdrukte en dat op de rijstroken drie en vier meerdere vrachtauto’s reden. Daarnaast heeft verdachte de verkeersovertredingen begaan ter hoogte van een in- en uitvoegstrook. Juist op deze plaats is het te verwachten dat een weggebruiker van rijstrook wisselt om plaats te maken voor het invoegend verkeer. Een weggebruiker kan hierbij niet anticiperen op de snelheid die verdachte op dat moment reed. Door de verkeersgedragingen van verdachte was daarom de reële vrees gerechtvaardigd voor één of meerdere verkeersongevallen met ernstig of dodelijk letsel tot gevolg. Hiermee is aan het gevaarcriterium voldaan.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 28 februari 2023 te Breda als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A16, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- meermalen de wettelijk toegestane maximumsnelheid ter plaatse in ernstige mate te overschrijden en
- hierbij één voertuigrechts in te halen en
- meer keren scherp sturend van rijbaan te wisselen en
- met voornoemde veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan naast een andere personenauto te blijven rijden, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis. Daarnaast vordert hij een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs is ingehouden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde is volgens de verdediging een gevangenisstraf niet passend. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dient geen doel meer, aangezien verdachte geen verkeersovertredingen meer heeft begaan. Een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid volstaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
In de ochtend van 28 februari 2023 heeft verdachte zich op de snelweg door het rijgedrag van een automobilist in een Mercedes uit zijn tent laten lokken en welbewust meerdere verkeersovertredingen begaan. Hij is met zijn BMW op zeer hoge snelheid naast de andere weggebruiker gaan rijden, heeft scherpe stuurbewegingen gemaakt en een ander voertuig rechts ingehaald. Volgens verdachte zelf leek het op een straatracespelletje. Het rijgedrag van verdachte was onverantwoord. Hij heeft onveilige situaties gecreëerd en andere weggebruikers daarmee ernstig in gevaar gebracht. Verkeersdeelnemers zijn voor hun veiligheid immers niet alleen afhankelijk van hun eigen rijgedrag, maar ook van het rijgedrag van anderen. Er kan dan ook van geluk worden gesproken dat zich geen ongeval heeft voorgedaan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 augustus 2024. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte op 6 juni 2024 een strafbeschikking heeft ontvangen van
€ 900,00 en 11 dagen ontzegging van de rijbevoegdheid voor een snelheidsovertreding gepleegd één maand voor het onderhavige feit, namelijk op 26 januari 2023. Verdachte heeft hier toen kennelijk niet van geleerd.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte zijn proceshouding en jeugdige leeftijd meegewogen. Hij heeft vanaf het begin het verkeersgedrag bekend, komt schuldbewust over en neemt zijn verantwoordelijkheid.
Conclusie
Gelet op de ernst van het feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd. De rechtbank zal deze niet opleggen gelet op de proceshouding en jeugdige leeftijd van verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 60 uur passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zoals gevorderd op zijn plaats, te weten acht maanden met aftrek, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.. Omdat verdachte eerder een verkeersfeit heeft gepleegd, ziet de rechtbank redenen voor een voorwaardelijk deel, zodat verdachte een stevige stok achter de deur heeft om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare (verkeers)feiten te plegen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 (dertig) dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 8 (acht) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging.
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. E.A. van Beelen, rechters, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 oktober 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Breda als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A16, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
-(meermalen) de wettelijk toegestane maximumsnelheid ter plaatse (in ernstige mate) te overschrijden, en/of
-(hierbij) één of meer voertuig(en) links en/of rechts in te halen, en/of
-(hierbij) (meermalen) te bumperkleven, en/of
- een of meer keren scherp sturend van rijbaan te wisselen en/of
- met voornoemde een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan naast een andere personenauto te blijven rijden en/of
- abrupt diens snelheid aanzienlijk te verlagen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Breda als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A16, (meermalen) de wettelijk toegestane maximumsnelheid ter plaatse (in ernstige mate) heeft overschreden, en/of
-(hierbij) één of meer voertuig(en) links en/of rechts heeft ingehaald, en/of
-(hierbij) (meermalen)heeft gebumperkleefd, en/of
- een of meer keren scherp sturend van rijbaan te wisselen en/of
- met voornoemde een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan naast een andere personenauto te blijven rijden en/of
- abrupt diens snelheid aanzienlijk heeft verlaagd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )