ECLI:NL:RBZWB:2024:6681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
02-253932-24 + 02-079494-24 + 02-056829-23 (TUL) (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel misbruik, maar veroordeling voor bedreiging en mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in een complexe zaak waarin verdachte werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, bedreiging en mishandeling van een zwangere vrouw. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van seksueel misbruik, omdat er onvoldoende steunbewijs was voor de verklaringen van het vermeende slachtoffer, ondanks dat de rechtbank geen reden had om aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen te twijfelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het vermeende slachtoffer niet voldoende werden ondersteund door ander bewijs, zoals getuigenverklaringen of fysieke bewijzen.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan bedreiging met zware mishandeling en mishandeling van de zwangere vrouw. De bedreiging werd bewezen geacht op basis van de verklaringen van de benadeelde partij en getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de zwangere vrouw had bedreigd met zware mishandeling en haar had mishandeld door haar in de buik en tegen de knie te schoppen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-253932-24 + 02-079494-24 + 02-056829-23 (TUL) (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. L. Verheuvel, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 september 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting waren ook aanwezig benadeelde partij [slachtoffer 1] en benadeelde partij [slachtoffer 2] , bijgestaan door haar advocaat mr. J.A.M. de Kerf.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 02-079494-24:
feit 1: iemand onder de leeftijd van 12 jaren seksueel misbruikt heeft;
feit 2: iemand die de leeftijd tussen 12 jaar en 16 jaar had seksueel misbruikt heeft;
feit 3: ontucht heeft gepleegd met een minderjarige die aan zijn zorg was toevertrouwd;
parketnummer 02-253932-24:
feit 1: een persoon heeft bedreigd;
feit 2: een persoon geprobeerd heeft zwaar te mishandelen dan wel mishandeld heeft;
feit 3: een auto heeft vernield of beschadigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 02-079494-24 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn stiefdochter seksueel misbruikt heeft toen zij 11 jaar en 12 jaar oud was. Dit houdt in dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer 1] , op het opgenomen gesprek tussen verdachte en een aantal familieleden en op de getuigenverklaring van [getuige 1] .
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 02-253932-24 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte mevrouw [slachtoffer 2] heeft bedreigd (feit 1), geprobeerd heeft haar zwaar te mishandelen (feit 2, primair) en haar auto heeft beschadigd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van mevrouw [slachtoffer 2] , de opgenomen spraakberichten tussen verdachte en mevrouw [slachtoffer 2] , de verklaring van [getuige 2] en de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van parketnummer 02-079494-24 niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn onbetrouwbaar. Mocht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] wel betrouwbaar achten, dan is het standpunt dat er onvoldoende wettig steunbewijs is voor die verklaringen. Mocht er wel sprake zijn van voldoende steunbewijs, dan mist de overtuiging dat verdachte zijn stiefdochter misbruikt heeft. Verdachte moet integraal van de tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten onder parketnummer 02-253932-24 is het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden van feit 1. Dit omdat de objectieve vrees bij de aangeefster [slachtoffer 2] op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel, niet kon worden opgewekt door de door verdachte gebruikte woorden. Subsidiair kan uit het beschikbare bewijs niet volgen dat de aangeefster voor haar leven moest vrezen. Voor dat deel van de tenlastelegging moet verdachte worden vrijgesproken.
Verdachte moet ook van feit 2, primair worden vrijgesproken. Verdachte heeft de zwangere aangeefster niet ter hoogte van de baarmoeder in de buik getrapt. Daarnaast veroorzaakteen enkele trap tegen de baarmoeder bij een zwangerschap van rond de 7 weken geen aanmerkelijke kans op een miskraam, noch op ander zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 2, subsidiair, wordt aangevoerd dat [slachtoffer 2] schreeuwend op verdachte af kwam gelopen en dat zij hem daarbij geslagen en geduwd heeft. Verdachte heeft zich verweerd tegen aangeefster [slachtoffer 2] door haar weg te duwen en haar daarna een trap te geven. Dit houdt in dat sprake was van een situatie van noodweerexces. Nu hiermee de wederrechtelijkheid wordt geraakt, moet verdachte vrijgesproken worden van dit feit.
Ten aanzien van feit 3 moet ook vrijspraak volgen, nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de auto van aangeefster [slachtoffer 2] is vernield en, als dat wel zo is, dat verdachte verantwoordelijk is voor de schade aan die auto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
parketnummer 02-079494-24:
De rechtbank stelt ten aanzien van alle onder dit parketnummer tenlastegelegde feiten vast dat [slachtoffer 1] de dochter was van de toenmalige partner van verdachte. Door haar is verklaard dat zij seksueel is misbruikt door verdachte toen zij 11 en 12 jaar oud was. Ook zou zij door hem zijn betast.
Door verdachte is verklaard dat hij [slachtoffer 1] als zijn dochter beschouwde en dat hij haar nooit seksueel misbruikt of betast heeft. De seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden betroffen juist handelingen van [slachtoffer 1] jegens hem. Verdachte lag “voor pampus” op de bank en [slachtoffer 1] zat aan zijn penis. Toen verdachte bij kwam heeft hij haar weggeduwd. Volgens verdachte is er niet meer gebeurd dan dat.
[slachtoffer 1] heeft verschillende verklaringen afgelegd, waarin zij onder andere aangeeft dat zij tegen haar wil door verdachte gepenetreerd is. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] op verschillende momenten verschillend heeft verklaard over de door haar gestelde gebeurtenissen. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft dit echter niet op voorhand te betekenen dat daarmee haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. Zeker niet als in ogenschouw genomen wordt dat zij als jong meisje in een zeer complexe gezinssituatie zat. Het is voorstelbaar dat zij niet meteen durfde te vertellen wat er volgens haar gebeurd is. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] dan ook in beginsel als betrouwbaar aanmerken, maar daar wel behoedzaam mee om gaan.
Steunbewijs
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 1] in voldoende mate worden ondersteund door een ander zelfstandig bewijsmiddel. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het bewijs, dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. In zedenzaken, zoals deze, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Uit vaste rechtspraak kan worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat de aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangeefster) heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Ondanks dat de rechtbank geen reden heeft om aan strekking van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De door de officier van justitie aangehaalde geluidsopname van een gesprek tussen verdachte en familieleden is weliswaar belastend, maar is onvoldoende om als steunbewijs aan te merken. Uit de gesprekken valt af te leiden dat er dingen gebeurd zijn maar onvoldoende concreet blijkt welke handelingen dit waren.
Ten aanzien van de gebeurtenissen in de woning van [getuige 1] merkt de rechtbank nog op dat [getuige 1] geen getuige is geweest van seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Dat er condooms zijn aangetroffen, maakt nog niet dat dit steun levert voor het onder feit 2 tenlastegelegde seksueel misbruik. Verdachte heeft immers een alternatieve verklaring gegeven over de aanwezigheid van die condooms, namelijk dat hij voor haar komst naar de woning een tinderdate had, waarbij er seks heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] zou pas daarna in de woning van [getuige 1] zijn gekomen. Deze alternatieve verklaring van verdachte kan op basis van bevindingen uit het dossier niet uitgesloten worden.
De overige verklaringen in het dossier komen óf uit dezelfde bron als de aangifte (namelijk [slachtoffer 1] ), óf staan in een te ver verwijderd verband van de aangifte van [slachtoffer 1] zodat ook deze niet als steunbewijs kunnen worden aangemerkt.
Nu er onvoldoende wettig bewijs is, zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van alle tenlastegelegde feiten onder dit parketnummer.
parketnummer 02-253932-24:
feit 1:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de in de tenlastegelegging gestelde woorden heeft gebezigd. Hij heeft dit ook bekend. De rechtbank is van oordeel dat de geuite woorden en de omstandigheden waaronder deze zijn geuit, van zodanige aard zijn dat zij in het algemeen bij een persoon een vrees kunnen opwekken. Wettig en overtuigend wordt bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] bedreigd heeft met zware mishandeling. Van het overige zal hij worden vrijgesproken.
feit 2:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt vastgesteld dat verdachte aan [slachtoffer 2] een trap heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat hij [slachtoffer 2] tegen de schouder geraakt te hebben, terwijl [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij in de (onder)buik is geschopt door verdachte. [slachtoffer 2] was op dat moment zeven weken zwanger. Volgens [slachtoffer 2] is zij twee keer in de onderbuik en één keer tegen de knie geschopt. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 2] zodat de rechtbank deze als betrouwbaar aanmerkt en die als uitgangspunt neemt.
Vervolgens is de vraag of één of twee schoppen in de buik een aanmerkelijke kans op zwaar letsel kan veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat dit op grond van het dossier niet vastgesteld kan worden. De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat een trap, als deze al tegen de baarmoeder was gericht, geen aanmerkelijke kans op een miskraam oplevert. De impact van deze trap is afhankelijk van de zwangerschapsduur. Bij een prille zwangerschap (zoals in dit geval), is deze kans niet aanmerkelijk te noemen. Ook anderszins kan niet worden aangenomen dat door de trap bij [slachtoffer 2] de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was.
Verdachte wordt dan ook van de onder het primaire tenlastegelegde poging tot zware mishandeling vrijgesproken. Wel komt zij tot een bewezenverklaring van de onder het subsidiaire tenlastegelegde mishandeling.
Het noodweerexces verweer met betrekking tot de mishandeling wordt verworpen. Op grond van het dossier is niet aannemelijk geworden dat verdachte door [slachtoffer 2] is aangevallen.
feit 3:
Aangeefster [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte een voorwerp naar de auto van [slachtoffer 2] heeft gegooid. Dat de beschrijving van dat voorwerp in beide verklaringen niet helemaal overeenkomt acht de rechtbank niet doorslaggevend voor de betrouwbaarheid hiervan. Er is bovendien duidelijk sprake van schade aan de achterzijde van de auto. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van [slachtoffer 2] heeft beschadigd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
02-253932-24
1
in de periode van 25 juni 2024 tot en met 26 juni 2024 te Yerseke en/of Kruiningen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Je gaat ook geen baby krijgen" en
- " Jij krijgt een miskraam. Maar luister wat ik jou gezegd heb, je krijgt een miskraam" en
- " één gekke gekke stomp in jou buik en het is afgelopen eh" en
- " nee precies maar je gaat me ook niet zien. Je gaat alleen iemand met een bivakmuts zien en een knuppel";
2
subsidiair:
op 14 juli 2024 te Goes [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde zwangere [slachtoffer 2] meermalen, met kracht in/tegen de buik en knie te schoppen;
3
op 14 juli 2024 te Goes opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Toyota met [kenteken] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 02-253932-24 verzoekt de verdediging een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft mevrouw [slachtoffer 2] , die aangaf zwanger te zijn van hem, in ernstige bewoordingen bedreigd en haar vervolgens ook mishandeld door haar in haar buik en tegen haar knie te schoppen. De rechtbank tilt zwaar aan huiselijk geweld, maar een zwangere vrouw in haar buik schoppen maakt het handelen van verdachte nog verwerpelijker, zeker in het licht van de eerder door hem jegens haar geuite bedreigingen. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen pijn maar ook angstgevoelens teweeggebracht bij mevrouw [slachtoffer 2] . De rechtbank rekent hem dit aan.
Verdachte heeft daarbij ook nog de auto van mevrouw [slachtoffer 2] beschadigd.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 8 augustus 2024, opgemaakt ten behoeve van de voorgeleiding van verdachte. Uit dit rapport blijkt dat er problemen zijn geconstateerd op de leefgebieden relatie partner, middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding. Er is sprake van jarenlange verslavingsproblematiek. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De rechtbank vindt het zorgelijk dat de reclassering in dat rapport aangeeft dat er geen mogelijkheden worden gezien om met voorwaarden en/of toezicht de risico’s te beperken.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte. Meegewogen wordt dat verdachte eerder veroordeeld is voor geweldsdelicten, ook als het gaat om huiselijk geweld. De rechtbank vindt het strafverzwarend dat er nu weer binnen een relatie sprake is van geweld van de zijde van verdachte.
Alles afwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes weken met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Gelet op het rapport van de reclassering, ziet de rechtbank geen meerwaarde in een voorwaardelijk deel.

7.De benadeelde partij

02-253932-24
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.420,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade voor de tenlastegelegde feiten, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde schade. Aangevoerd is dat is sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. Mocht de rechtbank daar niet in mee gaan, dan werpt de verdediging op dat niet kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij tegen de knie is gestopt. Om die reden kunnen de kosten voor de chiropractor niet meegenomen worden.
Met betrekking tot de gevorderde schade aan de auto, is de verdediging van mening dat het overgrote deel van de schade aan de auto door een medeverdachte (ene Ramon) veroorzaakt is. In de vordering is niet specifiek onderbouwd welke schade verdachte heeft veroorzaakt. Dit deel van de vordering moet dan ook worden afgewezen.
Ten aanzien van het geestelijk letsel, kan enkel een droge schop zonder letsel bewezen worden. Daar sluit een bedrag van € 150,- beter bij aan.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte alle jegens de benadeelde partij tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding van de medische kosten toewijsbaar, aangezien zij bewezen heeft verklaard dat verdachte ook tegen de knie van de benadeelde partij heeft geschopt. Ten aanzien van de dagwaarde van de auto stelt de rechtbank op grond van het dossier vast dat inderdaad sprake was van een medeverdachte genaamd Ramon. Het medeplegen is echter niet tenlastegelegd. Om die reden kan de hoofdelijkheid niet worden uitgesproken en is de rechtbank van oordeel dat het niet rechtvaardig is om verdachte voor de gehele schade aan de auto op te laten draaien. Zij acht de gevorderde schade dan ook toewijsbaar tot de helft van de dagwaarde van de auto, zijnde € 625,-.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van
€ 500,-, gelet op de onderbouwing van de schade en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over het toegewezen bedrag. Zij gaat daarbij uit van de datum van de mishandeling en de beschadiging van de auto, te weten vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag van betaling.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 49 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Middelburg ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder het parketnummer 02-079494-24 tenlastegelegde feiten en van het onder het parketnummer 02-253932-24 tenlastegelegde feit 2, primair;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:bedreiging met zware mishandeling;
feit 2, subsidiair:mishandeling;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes weken;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 6 oktober 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-056829-23
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 49 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 1.295,-, waarvan € 795,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] € 1.295,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat bij niet-betaling
22 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 oktober 2024.
Mr. K. Verschueren en de griffer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.