4.3.2De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
parketnummer 02-079494-24:
De rechtbank stelt ten aanzien van alle onder dit parketnummer tenlastegelegde feiten vast dat [slachtoffer 1] de dochter was van de toenmalige partner van verdachte. Door haar is verklaard dat zij seksueel is misbruikt door verdachte toen zij 11 en 12 jaar oud was. Ook zou zij door hem zijn betast.
Door verdachte is verklaard dat hij [slachtoffer 1] als zijn dochter beschouwde en dat hij haar nooit seksueel misbruikt of betast heeft. De seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden betroffen juist handelingen van [slachtoffer 1] jegens hem. Verdachte lag “voor pampus” op de bank en [slachtoffer 1] zat aan zijn penis. Toen verdachte bij kwam heeft hij haar weggeduwd. Volgens verdachte is er niet meer gebeurd dan dat.
[slachtoffer 1] heeft verschillende verklaringen afgelegd, waarin zij onder andere aangeeft dat zij tegen haar wil door verdachte gepenetreerd is. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] op verschillende momenten verschillend heeft verklaard over de door haar gestelde gebeurtenissen. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft dit echter niet op voorhand te betekenen dat daarmee haar verklaringen onbetrouwbaar zijn. Zeker niet als in ogenschouw genomen wordt dat zij als jong meisje in een zeer complexe gezinssituatie zat. Het is voorstelbaar dat zij niet meteen durfde te vertellen wat er volgens haar gebeurd is. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer 1] dan ook in beginsel als betrouwbaar aanmerken, maar daar wel behoedzaam mee om gaan.
Steunbewijs
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 1] in voldoende mate worden ondersteund door een ander zelfstandig bewijsmiddel. De rechtbank stelt daarbij voorop dat het bewijs, dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. In zedenzaken, zoals deze, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Uit vaste rechtspraak kan worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat de aanranding als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangeefster) heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Ondanks dat de rechtbank geen reden heeft om aan strekking van de verklaringen van [slachtoffer 1] te twijfelen, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen. De door de officier van justitie aangehaalde geluidsopname van een gesprek tussen verdachte en familieleden is weliswaar belastend, maar is onvoldoende om als steunbewijs aan te merken. Uit de gesprekken valt af te leiden dat er dingen gebeurd zijn maar onvoldoende concreet blijkt welke handelingen dit waren.
Ten aanzien van de gebeurtenissen in de woning van [getuige 1] merkt de rechtbank nog op dat [getuige 1] geen getuige is geweest van seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Dat er condooms zijn aangetroffen, maakt nog niet dat dit steun levert voor het onder feit 2 tenlastegelegde seksueel misbruik. Verdachte heeft immers een alternatieve verklaring gegeven over de aanwezigheid van die condooms, namelijk dat hij voor haar komst naar de woning een tinderdate had, waarbij er seks heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] zou pas daarna in de woning van [getuige 1] zijn gekomen. Deze alternatieve verklaring van verdachte kan op basis van bevindingen uit het dossier niet uitgesloten worden.
De overige verklaringen in het dossier komen óf uit dezelfde bron als de aangifte (namelijk [slachtoffer 1] ), óf staan in een te ver verwijderd verband van de aangifte van [slachtoffer 1] zodat ook deze niet als steunbewijs kunnen worden aangemerkt.
Nu er onvoldoende wettig bewijs is, zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van alle tenlastegelegde feiten onder dit parketnummer.
parketnummer 02-253932-24:
feit 1:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de in de tenlastegelegging gestelde woorden heeft gebezigd. Hij heeft dit ook bekend. De rechtbank is van oordeel dat de geuite woorden en de omstandigheden waaronder deze zijn geuit, van zodanige aard zijn dat zij in het algemeen bij een persoon een vrees kunnen opwekken. Wettig en overtuigend wordt bewezen verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] bedreigd heeft met zware mishandeling. Van het overige zal hij worden vrijgesproken.
feit 2:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt vastgesteld dat verdachte aan [slachtoffer 2] een trap heeft gegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat hij [slachtoffer 2] tegen de schouder geraakt te hebben, terwijl [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij in de (onder)buik is geschopt door verdachte. [slachtoffer 2] was op dat moment zeven weken zwanger. Volgens [slachtoffer 2] is zij twee keer in de onderbuik en één keer tegen de knie geschopt. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 2] zodat de rechtbank deze als betrouwbaar aanmerkt en die als uitgangspunt neemt.
Vervolgens is de vraag of één of twee schoppen in de buik een aanmerkelijke kans op zwaar letsel kan veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat dit op grond van het dossier niet vastgesteld kan worden. De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat een trap, als deze al tegen de baarmoeder was gericht, geen aanmerkelijke kans op een miskraam oplevert. De impact van deze trap is afhankelijk van de zwangerschapsduur. Bij een prille zwangerschap (zoals in dit geval), is deze kans niet aanmerkelijk te noemen. Ook anderszins kan niet worden aangenomen dat door de trap bij [slachtoffer 2] de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk was.
Verdachte wordt dan ook van de onder het primaire tenlastegelegde poging tot zware mishandeling vrijgesproken. Wel komt zij tot een bewezenverklaring van de onder het subsidiaire tenlastegelegde mishandeling.
Het noodweerexces verweer met betrekking tot de mishandeling wordt verworpen. Op grond van het dossier is niet aannemelijk geworden dat verdachte door [slachtoffer 2] is aangevallen.
feit 3:
Aangeefster [slachtoffer 2] en [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte een voorwerp naar de auto van [slachtoffer 2] heeft gegooid. Dat de beschrijving van dat voorwerp in beide verklaringen niet helemaal overeenkomt acht de rechtbank niet doorslaggevend voor de betrouwbaarheid hiervan. Er is bovendien duidelijk sprake van schade aan de achterzijde van de auto. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto van [slachtoffer 2] heeft beschadigd.