ECLI:NL:RBZWB:2024:6662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
BRE 23/9003 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 5 januari 2023, waarin werd vastgesteld dat zij per 29 maart 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 11,12%. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond met een besluit op 30 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in de Wet WIA. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 juni 2023 adequaat zijn. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie gepresenteerd die zou wijzen op een andere beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, waardoor het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd per 29 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9003 WIA

uitspraak van 1 oktober 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.A. Remport Urban,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder,
gemachtigde: mr. T.P.A.W. Hanenberg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 5 januari 2023 (primair besluit) geweigerd per 29 maart 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 30 juni 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, mevrouw [naam 1] als tolk en de gemachtigde van het UWV.
1.4.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35%, namelijk 11,12%, arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 29 maart 2022.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerker in een slachterij voor gemiddeld 37,50 uur per week. Op 31 maart 2020 heeft eiseres zich ziek gemeld. Met ingang van 20 april 2020 is aan eiseres een uitkering op grond van de ziektewet toegekend. Eiseres is ziekgemeld vanwege rugklachten met uitstralingen naar de rest van haar lichaam.
3.3
Met het primaire besluit heeft het UWV, na een medisch en arbeidskundig onderzoek, geweigerd per 29 maart 2022 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 11,12%.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De primaire arts [naam 3] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam 4] het dossier bestudeerd, eiseres gezien op het spreekuur en een oriënterend psychisch en gericht lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Uit het dossier is gebleken dat eiseres zich aanvankelijk ziek heeft gemeld met fysieke klachten waarvoor diverse beeldvormende onderzoeken hebben plaatsgevonden alsmede analyse door een huisarts en specialist. Eiseres ervaart op basis hiervan belemmeringen in het kader van rug- en nek belastende activiteiten. Tevens bestaan er klachten met betrekking tot het persoonlijk en sociaal functioneren waarbij een begeleidingstraject is opgestart. De door eiseres geclaimde beperkingen zijn in overeenstemming met de objectieve onderzoeksbevindingen en zijn bij de vastgestelde aandoening plausibel. De primaire arts concludeert dat eiseres op medische gronden niet volledig arbeidsongeschikt is te achten, omdat niet voldaan wordt aan de criteria opgenomen in het Schattingsbesluit. Er is wel voldoende reden om aan te nemen dat er beperkingen zijn ten aanzien van arbeid, namelijk noodzakelijke aanpassingen in fysieke omgevingseisen als het vermijden van dragen van zware beschermende middelen en trillingsbelasting. Het dynamisch handelen is beperkt in de vorm van buigen, duwen en trekken, tillen of dragen, lopen, traplopen en klimmen. Statische houdingen zijn beperkt in de vorm van zitten, staan, gebogen en boven schouderhoogte actief zijn. Uitgaande van de verzekeringsgeneeskundige standaard bestaat er geen relevante medische indicatie om een urenbeperking aan te brengen in passende arbeid. Eiseres is wel aangewezen op regelmatige werktijden en werken in de nachtelijke uren is contra-geïndiceerd. Eiseres kan geen autorijden in verband met mirtazapinegebruik.
Eiseres is belastbaar conform de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van
6 oktober 2022.
4.2.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en eiseres op het spreekuur van 27 juni 2023 medisch onderzocht. Eiseres viel uit door lichamelijke klachten, waarvoor uit de onderzoeken geen verklaring kwam voor de pijnklachten en tintelingen. Daarnaast was er sprake van somberheid en kwam eiseres onder behandeling van een psycholoog. Tot op heden hebben de gesprekken niet geleid tot verbetering van de klachten en eiseres gaat volgende maand naar een psychiater in verband met het starten van medicatie tegen de somberheid.
De beperking ten aanzien van vervoer vervalt, omdat eiseres niet langer mirtazapine gebruikt. Fysiek zijn er geen afwijkingen vastgesteld die maken dat lopen, staan en/of zitten slechts 5 minuten mogelijk is. Ook tijdens de hoorzitting zit eiseres minstens een uur achtereen zonder verzitten/vertreden. De verzekeringsarts b&b acht de gegeven beperkingen ten aanzien van zitten/staan en lopen dan ook in overeenstemming met het medisch substraat. Eiseres geeft aan dat er geen klachten zijn in de handpalmen. Bij onderzoek is er een normale beweeglijkheid van de bovenste ledematen en er wordt in de medische informatie geen reden gezien tot meer beperkingen dan al gegeven zijn op hand- en armgebied. Qua psyche spelen stemmingsklachten, die al langdurig aanwezig zijn. Werk met een groot appèl op concentratie (norm is de max) acht de verzekeringsarts b&b beperkt, evenals onvoorspelbaar werk, werk met veel wisselingen en hoog handelingstempo. Qua sociaal vlak acht de verzekeringsarts b&b werk met een groot appèl op conflicthantering, omgang met emoties en uiten van emoties en eindverantwoordelijkheid beperkt.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat de diagnose conform de diagnose van de primaire arts is. Er is geen medische reden om af te wijken van de primaire beoordeling in het licht van de aangevoerde bezwaargronden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van
27 juni 2023
.
4.3.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat ten onrechte haar beperkingen zijn miskend. Zo moet er volgens eiseres een urenbeperking worden gehanteerd. Eiseres meent dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft ter staving hiervan het besluit van het UWV van 26 april 2024 overgelegd waarin haar Ziektewet-uitkering met ingang van 22 december 2023 wordt voorgezet. Redengevend daarvoor is dat de verzekeringsarts b&b van mening is dat geen sprake is van herstel en dat eiseres doorlopend arbeidsongeschikt is vanaf 22 december 2023. Blijkens de medische rapportage van 24 april 2024 wordt dit ingegeven door forse psychische beperkingen en een zeer beperkt energieniveau. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat een nieuw geneeskundig- en arbeidskundig onderzoek dient plaats te vinden om te beoordelen of de psychische klachten in dezelfde mate aanwezig waren ten tijde van de peildatum in deze procedure.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische en lichamelijke klachten. Eiseres is door de primaire arts onderzocht, en er is informatie van de artsen van eiseres opgevraagd. De verzekeringsarts b&b is bij zijn oordeel over het onderzoek door de primaire arts ingegaan op de door eiseres aangevoerde standpunten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De gronden die eiseres in beroep heeft aangevoerd geven de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom er niet meer beperkingen moeten worden aangenomen. Het in beroep overgelegde besluit van 26 april 2024 leidt niet tot een ander oordeel. De peildatum van dat besluit
(22 december 2023) ligt namelijk anderhalf jaar na de peildatum in deze procedure
(29 maart 2022). De rechtbank overweegt daarbij dat blijkens de medische rapportage van 24 april 2024 de psychische klachten van eiseres bij de einde wachttijdbeoordeling in 2022 nog werden geduid als matig, maar in juni 2023 werden geduid als ernstig. Nu een verslechtering van de psychische gezondheid van eiseres is geconstateerd tussen de twee peildata, vormt het overgelegde besluit geen aanleiding om het UWV op te dragen een nieuw onderzoek op te starten naar de beperkingen per 29 maart 2022. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die ziet op de periode hier in geding.
De rechtbank overweegt over de door eiseres gestelde noodzaak van een urenbeperking, dat hiervoor pas aanleiding is als met het vaststellen van beperkingen in de andere rubrieken van de FML niet voldoende aan de voor de betrokkene geldende mogelijkheden tegemoet kan worden gekomen. De criteria voor het aannemen van een beperking voor werktijden, zoals een urenbeperking, zijn neergelegd in de Standaard Duurbelasting in Arbeid. Voor zo’n beperking is geen onderbouwing te vinden in de beschikbare medische gegeven dan wel de onderzoeksgegevens van de (verzekerings)artsen.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden overweegt de rechtbank dat dat alleen kan worden aangenomen als er geen benutbare mogelijkheden zijn. Eiseres voldoet echter niet aan de criteria van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten om dat aan te nemen. Dat kan alleen als betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling, bedlegerig is, ADL-afhankelijk is of als gevolg van een ernstige psychische stoornis psychisch niet zelfredzaam is. Dat is bij eiseres niet aan de orde.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat in de FML van 27 juni 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), assemblagemedewerker (Sbc-code 267071) en wikkelaar (Sbc-code 267053).
5.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij diverse medische problemen heeft waardoor zij niet in staat is om de geduide functies uit te oefenen.
5.2.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de toelichting van de arbeidsdeskundige b&b op het resultaat functiebeoordeling en naar zijn rapport van
30 juni 2023. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4. heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 11,12%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 29 maart 2022.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 29 maart 2022. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 1 oktober 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.