ECLI:NL:RBZWB:2024:6651

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
C/02/426804 / JE RK 24-1689
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Holierhoek, kinderrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 september 2024 een spoedverzoek van de Raad voor de Kinderbescherming behandeld, waarbij voorlopige ondertoezichtstelling en machtigingen tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], zijn verzocht. De Raad heeft aangegeven dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarigen, die momenteel op een woongroep verblijven. De moeder heeft het ouderlijk gezag, maar er zijn aanwijzingen dat zij niet in staat is om adequate zorg te bieden, mede door huiselijk geweld en een instabiele gezinsomgeving. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een acuut en ernstig gevaar voor de minderjarigen bestaat, wat een spoedmaatregel rechtvaardigt. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van de minderjarigen goedgekeurd en een spoedmachtiging verleend voor de gesloten jeugdhulp van [minderjarige 1] en de uithuisplaatsing van [minderjarige 2]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de verdere behandeling van het verzoek aangehouden tot een mondelinge behandeling, waarbij de Raad en de moeder zijn opgeroepen om hun standpunten te delen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426804 / JE RK 24-1689
Datum uitwerking: 25 september 2024
Uitwerking van de verkorte spoedbeschikking betreffende voorlopige ondertoezichtstelling, machtiging tot uithuisplaatsing en machtiging gesloten jeugdhulp d.d. 20 september 2024
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUID-WEST NEDERLAND,
locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats 1] , België,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2014 te [geboorteplaats 2] , België,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het spoedverzoek met bijlagen van de Raad van 20 september 2024, binnengekomen bij de griffie op 20 september 2024;
- het telefonische gesprek van de kinderrechter met een vertegenwoordigster van de Raad van 20 september 2024.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven momenteel allebei op woongroep [locatie] van [jeugdorganisatie] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van drie maanden.
3.2.
Voorts verzoekt de Raad om ten aanzien van [minderjarige 1] een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige 1] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken en aansluitend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.3.
Ten aanzien van [minderjarige 2] verzoekt de Raad om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] te verlenen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.4.
De Raad verzoekt deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van belanghebbenden.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter heeft op 20 september 2024 een verkorte beschikking gegeven. Hieronder volgt de nadere uitwerking van deze eerdere beslissing.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan een beschikking betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
4.3.
Uit het spoedverzoek van de Raad blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarigen weg te nemen. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is om [minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp (artikel 6.1.3 Jeugdwet). Er is sprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige 1] naar volwassenheid ernstig belemmeren – of een ernstig vermoeden dat daarvan sprake is. Deze problemen maken dat de opneming en het verblijf van [minderjarige 1] in een gesloten instelling noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige 1] zich aan de zorg die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, zonder dat een machtiging in de zin van in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet kan worden afgewacht.
Vanwege het risico op verdere escalatie op de woongroep heeft de gedragswetenschapper zonder horen van [minderjarige 1] mondeling aan de Raad medegedeeld akkoord te zijn met de verzochte gesloten plaatsing. De verklaring van de gedragswetenschapper waaruit diens instemming blijkt na het horen van [minderjarige 1] op 23 september 2024 is op 24 september 2024 aan de rechtbank toegezonden.
4.4.
De kinderrechter overweegt in dit kader als volgt. Uit de verkregen informatie van de Raad volgt dat de situatie van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die sinds juli 2024 op vrijwillige basis op de woongroep [locatie] van [jeugdorganisatie] verblijven, de afgelopen tijd steeds verder is verslechterd, waardoor hun acute veiligheid thans ernstig in gevaar is. Er zijn al lange tijd vele zorgen over beide minderjarigen, hun kind-eigenproblematiek en hun instabiele gezinsomgeving, waarbinnen sprake is van verstoorde verhoudingen en complexe problematiek. Als gevolg daarvan bestaat het vermoeden dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Daarbij komt dat [minderjarige 1] de laatste weken in toenemende mate dusdanig ernstig problematisch gedrag vertoont, zoals gewelddadige uitbarstingen en dreigementen, dat de veiligheid op de woongroep niet langer kan worden gewaarborgd. [minderjarige 1] lijkt in zijn gedrag te worden gevoed door zijn instabiele gezinsomgeving, en dan met name zijn volwassen tweelingbroers, die ondanks hun locatieverbod zowel bij de woongroep als bij de school van [minderjarige 2] erg veel onrust en gevaarlijke situaties veroorzaken. De tweelingbroers vertonen voortdurend dreigend en intimiderend gedrag en zijn recent betrokken geweest bij onder meer een auto-ongeluk en een fysiek gevecht, waarbij de politie moest ingrijpen. Het gedrag van [minderjarige 1] is inmiddels zodanig uit de hand gelopen dat hij niet langer op de woongroep kan verblijven. Een plaatsing op een andere open groep is vanwege het zeer agressieve en dreigende gedrag van [minderjarige 1] , maar ook gelet op de grote kans dat hij (mogelijk onder invloed van de tweelingbroers of de moeder) zal weglopen, evenmin aan de orde. Het is de kinderrechter daarnaast gebleken dat zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] niet meer bij de moeder kunnen verblijven, aangezien er in de thuissituatie bij de moeder sprake is (geweest) van huiselijk geweld en fysieke en verbale agressie. Uit de stukken volgt voorts dat de moeder de minderjarigen geen adequate zorg kan bieden, zich onttrekt aan haar opvoedersrol door dagenlang weg te blijven zonder de minderjarigen van voldoende eten of geld voor boodschappen te voorzien en onbereikbaar is voor de hulpverlening. Over de vader overweegt de kinderrechter dat niet bekend is waar de vader thans verblijft en of hij contact met de minderjarigen heeft. Gelet hierop stelt de kinderrechter dan ook vast dat er op dit moment geen alternatief voorhanden is voor een gesloten plaatsing van [minderjarige 1] .
4.5.
Gelet op deze ontwikkelingen en de forse onrust vanwege de recente conflicten, de instabiliteit in de gezinsomgeving en de nabijheid van de tweelingbroers bevindt ook [minderjarige 2] zich momenteel in een zeer kwetsbare positie waarbij haar welzijn ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter begrijpt dat de moeder haar toestemming heeft gegeven voor een vrijwillige uithuisplaatsing van de minderjarigen, maar vervolgens elk contact met de hulpverlening en instanties heeft afgehouden en geen medewerking heeft verleend aan onder meer een perspectiefonderzoek ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarnaast is bij de hulpverlening bekend dat de moeder haar toestemming voor de plaatsing van [minderjarige 2] op de woongroep zal intrekken wanneer [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet langer op dezelfde locatie verblijven. De kinderrechter is derhalve van oordeel dat de verzochte spoedmachtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige 2] dringend en onverwijld noodzakelijk is om de plaatsing van [minderjarige 2] op de woongroep te kunnen waarborgen.
4.6.
De kinderrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat is voldaan aan de gronden voor het verlenen van een spoedmachtiging tot voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en een machtiging gesloten jeugdhulp ten aanzien van [minderjarige 1] . De mondelinge behandeling van het verzoek kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarigen. De Raad, de GI, de moeder, [minderjarige 1] en zijn advocaat en de vader worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven over het verzoek tijdens de hierna te noemen mondelinge behandeling. In afwachting daarvan zal de kinderrechter de verzochte machtigingen verlenen voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 20 september 2024 en tot 4 oktober 2024. De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek aanhouden en bepaalt dat de nadere mondelinge behandeling zal plaatsvinden
op [datum] 2024, om [uur 1]voor wat betreft het verzoek ten aanzien van [minderjarige 1] en
op [datum] 2024, om [uur 2]voor wat betreft het verzoek ten aanzien van [minderjarige 2] .
4.7.
Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.8.
De kinderrechter zal de beslissing tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] , gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing. Het verzoek tot het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling zal worden afgewezen, omdat op grond van artikel 807 Rv tegen de beslissing betreffende een voorlopige ondertoezichtstelling geen andere voorziening open staat dan cassatie in het belang der wet. Het afzonderlijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren van die maatregel is dan ook niet nodig. Onder verwijzing naar artikel 6.1.12 lid 1 Jeugdwet wijst de kinderrechter er tot slot op dat de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige 1] van rechtswege bij voorraad uitvoerbaar is.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
4.10.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 20 september 2024 en tot 4 oktober 2024;
5.2.
verleent een spoedmachtiging om [minderjarige 1] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 september 2024 en tot 4 oktober 2024;
5.3.
verleent, uitvoerbaar bij voorraad, een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 20 september 2024 en tot 4 oktober 2024;
5.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de Raad en de moeder op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan Kousteensedijk 2 te Middelburg,
op [datum] 2024 te [uur 1], ten overstaan van de kinderrechter mr. Holierhoek voor de duur van ongeveer 60 minuten;
5.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de Raad en de moeder;
5.6.
bepaalt dat de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de vader en de minderjarige [minderjarige 1] en zijn advocaat bij afzonderlijke brief zullen worden uitgenodigd voor de voornoemde mondelinge behandeling;
5.7.
wijst af het verzoek voor zover het ziet op het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024 en nader schriftelijk uitgewerkt op 25 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.